Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/55

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
35
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

pend oog zigtbaar zoude zijn. De omstandigheden waren daartoe echter niet gunstig. De lange dagen en de daarmede gepaard gaande langdurige schemering, die in Junij en Julij zelfs den geheelen nacht duurt, maar ook de stand der komeet, die haar in de middernachtelijke uren beneden den horizont deed vertoeven, onttrokken haar gedurende de laatste dagen van Junij en de geheele volgende maand Julij aan de waarnemingen onzer sterrekundigen. Ook een in onze noordelijke gewesten in dien tijd meestal betrokkene hemel maakte de waarnemingen moeijelijk of wel geheel ondoenlijk. Eerst in het begin van Augustus werd de komeet op nieuw gezien. In den avond van den 5 Augustus zag men haar op het observatorium te Kremsmünster. Zij vertoonde zich in de schemering met een flaauw, mat licht als een nevel, die bij het toenemend donker in helderheid en uitgebreidheid toenam. Een kern of staart konde men toen nog niet bemerken. Van den 7 tot den 14 Augustus werd de komeet op onderscheidene avonden waargenomen en merkte men duidelijk op, dat zij in helderheid en grootte toenam. De nu volgende dagen waren, door het licht der maan, voor de waarneming der komeet minder gunstig. Den 28 en 30 Augustus schijnt de komeet het eerst voor het ongewapend oog zigtbaar te zijn geweest. Zij vertoonde zich toen als een planeetachtig schijfje, in glans gelijk aan eene ster der vijfde of zesde grootte. De staart was toen reeds goed merkbaar en strekte zich tot omstreeks een halve graad lengte van de komeet uit. In weinige dagen bereikte de komeet een glans, die overeenkwam met eene ster der vierde en weldra der derde grootte. In de eerste dagen van September werd zij vrij algemeen en ook in onze streken gezien. Den 9 September zag ik haar als eene ster van de derde grootte, met een staart van nagenoeg 2 graden lengte. Den 16 September was deze staart reeds tot 4° aangegroeid, en had hij zich eerst meer regtlijnig van de komeet uitgestrekt, nu reeds konde men eene gebogene als sabelvormige gedaante er bij opmerken. Terwijl de komeet regelmatig in grootte en glans toenam, breidde ook de staart zich meer en meer uit en werd de buiging of kromming sterker. De komeet vertoonde zich nu als een helder lichtende nevel, die de kern omgaf en zich vereenigde met den staart, welke zich nu reeds tot op 10°