Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/56

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
36
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

afstand van de kern uitstrekte. Bijzonder sterk en snel wordt de toeneming van glans en tevens van grootte, die men nu, gedurende de laatste helft van September en de eerste dagen van October, bij de komeet opmerkte en die ook dit tijdperk tot het schoonste en luistervolste harer verschijning maakten. Den 28 September had de staart eene lengte van 15 graden, terwijl de breedte 1 graad bedroeg. Den 3 October bepaalde ik de lengte van den staart op 25°. In den avond van den 5 October was de lucht meestal betrokken, maar hadden wij toch nog gelegenheid om voor een korten tijd het merkwaardig verschijnsel te zien, dat de staart der komeet voorbij de heldere ster der eerste grootte Arcturus in het sterrebeeld Boötes ging.

Reeds eenige dagen vroeger, bijzonder in den avond van den 3 October, scheen de sterkte van het licht in onderscheidene deelen van den staart zeer verschillend te zijn. Niet alleen toch dat de glans in de nabijheid der komeet het sterkst was en allengs verminderde, zoodat de lichtnevel, waaruit de staart scheen te bestaan, schier onmerkbaar in de hemelruimte als wegsmolt en onwaarneembaar werd, waardoor de lengte ook niet scherp en met volkomene zekerheid bepaald kon worden, maar ook aan de linker- of westzijde was de staart het meest verlicht en scherp begrensd, terwijl de regter- of oostzijde eenigzins minder helder en niet scherp begrensd was, zoodat ook aan deze zijde de lichtnevel minder zamenhangend scheen te zijn en in de ruimte scheen weg te vloeijen. Bijzonder opmerkelijk was mede eene donkere streep, die onmiddellijk achter de kern der komeet zich tot op een vrij grooten afstand in het midden des staarts uitstrekte, zoodat het scheen alsof de staart, tot op een aanzienlijken afstand van de komeet, van binnen hol was.

Toen in den avond van den 5 October de staart voorbij Arcturus ging, zagen wij de ster in dit donkere gedeelte des staarts met onverzwakten glans schitteren. Te Parijs zag men bij gunstiger luchtsgesteldheid de ster ook door de meer heldere en digter schijnende randen van den staart en merkte aldaar vermindering op van den glans der ster, doch ook in de donkere en ledig schijnende as des staarts kon men geene vermindering in licht opmerken, zelfs scheen de flikkering daar sterker te zijn. Te Kremsmünster was de hemel ten 5 ure helder, maar het was nog te licht om de komeet te zien, hoewel de ster toen reeds zeer goed kon worden waargenomen, een bewijs,