Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
70
STUDIËN OVER BORNEO EN DE DAJAK's

het bekomen van voedsel of nachtverblijf in de weinig bevolkte bovenlanden, vooral wanneer de kampongbewoners bij zijne aankomst zich reeds ter rust hadden begeven, of wanneer hunne adat (zeden en gewoonten) hun niet veroorloofde, op dien tijd vreemdelingen op te nemen. Eens overnachtte hij, gedurende een' hevigen storm, in eene oude hut op palen, die ter naauwernood bestand was tegen het onstuimige weder, een ander maal in een kampong, waar een op handen zijnde nachtelijke overval van een' vijandigen Dayak-stam te gemoet werd gezien. Op het einde zijner tweede reis, langs het stroomgebied van den Kahajan (of groote Dajak-rivier), in de nabijheid van den waterscheidenden bergketen Kaminting, en bij den oorsprong van den boven-Melawi in het Westen, werd zijne reis gevaarlijker. Soms had hij met kennelijken onwil der hoofden te strijden; eens werd hij nog bij tijds verwittigd, dat men het op zijn leven had toegelegd; een ander maal liepen zijne hem in de binnenlanden toegevoegde koelie 's (of bedienden) weg, op gevreesde punten zijner reis. In de bosschen van de Poenans (een zwervende Dayak-stam, die, naar men wil, uit uitgewekene bewoners van centraal Koetei bestaat), werd zelfs één zijner inlandsche reisgezellen door een' giftigen pijl gedood! Dit was één der redenen, waarom de koelie's hem soms verlieten, of ook uit de ligt begrijpelijke vrees, dat zij er met hun leven voor zouden moeten boeten, wanneer schwaner zelf werd vermoord. De hoofden vreesden meermalen van hem, dat hij door het Gouvernement was uitgezonden, om de achterstallige hoofdelijke belastingen in te vorderen; anderen, dat hij hun verblijf verraden zou aan hunne vijanden. Nog anderen waren beducht, dat zijne tegenwoordigheid ziekten of onheil over hen of de hunnen brengen zou. Niettegenstaande dit alles mogt het schwaner gelukken,—even als von gaffron,—om ongedeerd Sintang te bereiken, van waar de reis tot Pontianak, langs het meer bevolkte en rustige gedeelte van den Kapoeas bohang, geene verdere gevaren meer schijnt op te leveren. Overigens hebben, van Pontianak of Singtang uit, ook van lijnden en groll[1] , alsmede laatstelijk

  1. Aanteekeningen over de landen van het stroomgebied der Kapoeas (Westelijk Borneo), van Mr. d. w. c. baron van lijnden, resident van Timor en j. groll, luit. ter zee 1 kl., in Natuurkundig Tijds. v. Ned, Ind., onder hoofd-redactie van p.