Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/104

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
82
OVER DE VERDEDIGINGS- EN AANVALSWERKTUIGEN DER MENSCHEN,

die lengte moet worden, daar de trekken anders te steil tegen de beweging van den kogel in zouden loopen.

Ook hier te lande is men er gelukkig in geslaagd om met betrekkelijk geringe kosten het oude bronzen geschut te trekken. Omtrent de daarmede verkregene uitwerking bepalen wij ons tot de verzekering, dat wij aan onze naburen slechts de meer algemeene ingenomenheid met oorlogstuig en de algemeene belangstelling en toewijding hebben te benijden. Eene opmerking, die in dit Album natuurlijk uit een zuiver ethnologisch oogpunt moet beschouwd worden.

 

En nu aan het slot van dit, welligt te lang gerekt opstel gekomen, rijst zeker bij vele lezers nog de vraag op: zullen de oorlogen nu al of niet moorddadiger dan vroeger worden? En dan gelooven wij een geruststellend antwoord te kunnen geven, wanneer men de zaak uit een algemeen gezigtspunt beoordeelt. Want elk gevecht zal zeker op zich zelf moorddadiger worden; door het juister treffen zullen zij getroffen worden, dien men dit het meeste toewenscht: de aanvoerders, de bevelhebbers; de krachtigste wapens, de torens en de koninginnen van het schaakspel meer dan de pionnen. De gevechten zullen daardoor spoediger beslist worden; van weerszijden zal men het spel spoediger moede zijn. De kavallerie en de artillerie zullen spoediger uitgespannen zijn; de zege zal, in één woord, spoediger dan vroeger beslist zijn. Tachtig- en zelfs dertigjarige oorlogen zijn thans veel minder waarschijnlijk geworden. De ellende, onafscheidelijk van langdurige oorlogen, verwoesting, achteruitgang, ziekten en armoede zullen dus eene mindere hoogte bereiken.

De regt- en pligtmatige verdediging daarentegen van den vaderlandschen grond, zelfs tegen overmagtige vijanden heeft stellig gewonnen bij de verbetering der vuurwapens; althans in zulke landen, waar onverschilligheid, weerzin in alles wat naar ligchaamsoefeningen en wapenhandel zweemt, of kinderachtige vrees voor den gemeenzamen omgang met vuurwapens niet den boventoon uitmaakt, of waar inwendige verdeeldheid niet een achteruitgang van het normale karakter van het ras aanduidt. Immers al ontbreekt de speciaal krijgskundige opleiding, die onontbeerlijk is voor hen, welke de eigenlijke krijgskundige