Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
88
HET KEUKENZOUT.

men ook er van in de urine. Een ander deel wordt met het speeksel, de gal, het alvleeschsap enz. in het darmkanaal teruggevoerd.

Maar ook een deel van het genuttigde zout wordt, hoewel, zoo als gezegd is, niet in den spijsverteringstoestel, toch in het ligchaam ontleed. Waar, en hoe dat geschiedt, is nog niet zeker bekend. Waarschijnlijk wordt door de zuurstof der dampkringslucht, die alles in ons ligchaam hooger oxydeert, en wel niet alleen in de longen, maar door het geheele ligchaam heen, de zwavel en phosphorus van de eiwitachtige ligchamen geoxydeerd, daardoor kan en zwavelzuur en phosphorzuur worden gevormd. Deze beide zuren, die altijd met water zijn verbonden, kunnen het zout ontleden. Het daardoor vrijgemaakte chloor van het zout kan eene verbinding met de waterstof tot zoutzuur tot stand brengen; dit zoutzuur komt dan ook in vrijen toestand in het maagsap voor. De verbinding van het sodium met het waterhoudend phosphorzuur en zwavelzuur bovengenoemd vormt phosphorzure en zwavelzure soda, die men ook overal in het geheele ligchaam, en in alle afscheidingen daarvan, aanwezig vindt.

Door het daar gegevene beknopte overzigt, beschouwen welligt enkele mijner lezers reeds het zout meer algemeen verspreid, dan zij aanvankelijk meenden; en al is het dan ook dat elk individu, hetzij plant of dier, op zich zelven kleine hoeveelheden er van bevat en gebruikt, hare som groeit tot eene onbegrijpelijke massa aan, temeer als men weet, dat er geene enkele zoetwatermassa bestaat, die geen zout in zich verborgen houdt.

Dat wij thans, om de belangrijkheid van het zout nog meer te doen uitkomen, een kort overzigt geven van de hoeveelheid zout, die enkele landen verschaffen, om in de behoefte van de in den aanvang genoemde takken van nijverheid te voorzien of aan menschen en dieren het noodige tot hun levensonderhoud te leveren.

Beijeren produceerde van 1855—56 856,052 centenaars keukenzout.

Wurtemberg van 1852—53 708,735 centenaars.

Baden levert 355,926 centenaars 's jaars

In Pruissen is de zoutgewinning, even als in de drie genoemde landen, eene staatsindustrie, en zij verschafte in 1853 2,444,400 centenaars.