Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/109

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
87
HET KEUKENZOUT

Het dier wordt dan ook, zoowel als de mensch, dikwerf instinctmatig naar het zout heengedreven; de gems, de steenbok en onze gewone geit gebruiken het zonder nadeel in groote hoeveelheid. En dat het ook voor de giraffe noodzakelijk wordt geacht, zal de bezoeker van de Amsterdamsche diergaarde in 't oog kunnen vallen.

Men meene evenwel niet, dat menschen en dieren geheel en al zout missen, al wordt het hun niet onder den ons bekenden vorm toegediend.

Zoo bevatten, bij voorbeeld, erwten ruim 0,6 percent,
  boonen ongeveer 0,7 percent
  en koemelk bijna 0,3 percent
aan zout. Hieruit volgt, dat er in die voedingsstoffen absoluut genoeg zout aanwezig is om de oplossing in de maag zeer bevorderlijk te zijn.

Maar wanneer de mensch zich hoofdzakelijk met vleesch voedt of met spijzen, die veel eiwitstof bevatten, zoo is het noodig, dat er zout als zoodanig worde toegevoerd.

Te veel zout kan, zooals bekend is, een buitengewonen dorst, zelfs braking, ja ook den dood veroorzaken. Voor sommige lagere diersoorten is het een waar vergif. Wij zien dit bij den bloedzuiger en den kikvorsch bevestigd.

Het zout ligt door ons geheele ligchaam verspreid. Het maagsap bevat 15 percent, het bloed 12 tot 35 percent, en de chijl zelfs 710 percent keukenzout.

Wanneer de mensch het zout in of bij zijn voedsel gebruikt, wordt het in den spijsverteringstoestel niet ontleed; het blijft zout en wordt als zoodanig door het ligchaam opgenomen, en wel des te meer en sneller, naar mate de zoutoplossing meer geconcentreerd, dat is zouter is. Altijd geschiedt die opneming door de chijl; de bloedvaten nemen dan alleen ook zout op, wanneer de oplossingen, die gebruikt worden, zeer verdund zijn.

Het grootste gedeelte van het opgenomen zout wordt als zoodanig weder uit het ligchaam verwijderd, en wel bijna geheel en al door de urine.

Hoe meer zout bij de voeding wordt gebruikt, des te meer vindt