Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/130

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
108
HET KEUKENZOUT.

Het zoutkristal heeft dan eindelijk de gedaante van fig. e, die in fig. ƒ meer vergroot wordt voorgesteld, en waarin zeer goed de zamenstellende kuben zijn waar te nemen. De geheele pyramide, van eene vrij groote uitgebreidheid, is in den beginne dun als het fijnste postpapier, doorschijnend als glas, van eene bewonderenswaardig regelmatige gedaante.

Hoe rustiger nu het vocht bij de verdamping staat, hoe grooter de kristallen worden, hoe ordelijker het gebouw is, dat de natuur optrekt. De minste togt doet de kristallen kleiner worden. Eindelijk kan het water het kristal niet langer dragen, en het zinkt op den bodem. Om ze niet te groot te doen groeijen, bevordert de fabrijkant ook dat zinken. Te groote kristallen zijn hem niet nuttig. In de verbazende steenzoutmassa's, die in den schoot der aarde liggen, zijn natuurlijk de kuben veel verder voltooid en grooter; evenwel treft men zelden in het onderaardsche zout eigenlijke natuurlijke kristallen van kubieken vorm aan. Ik heb reeds vroeger doen zien, dat de splijtingsvlakken toch den kubusvorm duidelijk uitdrukken.

Wil de zoutfabrijkant kleine kristallen doen ontstaan, of fijn zout voortbrengen, dan wordt de oplossing bewogen en dus de natuur in haar rustig werk gestoord.

Dag en nacht wordt op de beschrevene wijze de verwarming voortgezet, omdat het afbreken van het werk te veel vuur bij eene vernieuwde verwarming zou kosten.

Evenwel moet na een' tijd, dien de ondervinding doet kennen, de pan van zoogenaamden pannen- of ketelsteen gereinigd worden, en de verdere zoutlaag worden weggeworpen, omdat zij dan ook te veel vreemde zouten in zich heeft opgehoopt. De pannensteen is allernadeeligst voor den zoutzieder; want daar die steenachtige stof een slechte geleider is voor de warmte, zoo verhindert hij de uitwerking van het vuur. Hij bestaat hoofdzakelijk uit gips en kalk. Door het aanbakken van dien steen en hoogst fijn verdeeld zout, dat er zich vaak mede vast op nederzet, loopt ook de ketel gevaar van springen.