Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/131

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
109
HET KEUKENZOUT.

De gezonkene kristallen worden verder naar den breeden schuin afloopenden rand der verdampingspan geschoven, en zoodra zij zijn uitgelekt, naar de droogkasten gebragt, waarvan men er in de figuur op bladz. 106, onder de letter L, zes vindt afgebeeld. Daar ligt dan het nog vochtige zout, luchtdigt afgesloten, op dunne latten, die op het midden der hoogte van de kasten zijn aangebragt.

Boven over het zout heen wordt ten laatste een warme luchtstroom gevoerd, die weldra alle vochtigheid wegneemt. Die warme luchtstroom wordt door middel van holle buizen voortgebragt, welke zich onder den vuurhaard bevinden en die de verwarmde lucht in de kasten geleiden.

Bij de aldus beknoptelijk beschrevene bewerking doen zich nevenproducten op, die wel eenige vermelding verdienen.

In het slib, bestaande uit aardachtige en andere bestanddeelen, en in den pannensteen, die zich hoofdzakelijk uit dat slib afzet, is een watervrij dubbelzout voorhanden, bestaande uit zwavelzuren kalk en zwavelzure soda of glauberzout. Behalve deze zouten bevat die afval nog kiezelzuur ijzeroxijde, kleiaarde, koolzure magnesia, zwavelzure magnesia, zwavelzure potasch, chloorpotassium en chloormagnesium.

De moederloog bevat, uitgenomen kleiaarde, ijzeroxijde en kiezelzuur, dezelfde stoffen.

Om deze zouten er uit te trekken, biedt al weder de natuur ons de behulpzame hand. Ieder zout toch heeft zijn eigen verzadigingsgraad bij verschillende temperaturen. Zoo b.v. wordt bij eene temperatuur van graden in 100 deelen water 5 deelen glauberzout opgelost. Bij 11 graden lossen er reeds 10, bij 25 graden 28 en bij 32 graden 50 deelen glauberzout in op. Dit is het hoogste punt, dat de oplossing kan bereiken; bij nog hoogere graden dan 32, kan het water niet zooveel oplossen; dit is, het zij in het voorbijgaan aangemerkt, eene eigenschap van slechts zeer weinige zouten. Heeft men nu eene oplossing, waarin glauberzout is begrepen, en wil men dit voor het grootste deel afzonderen, zoo koelt men den pekel tot graden af, waardoor al het glauberzout tot op 5 procent na zal kristalliseren.

Nog in een ander opzigt helpt hier de natuur: de zouten namelijk ontleden zich somtijds door wederkeerige werking op elkander.