Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/143

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
121
HET KEUKENZOUT.

Die, welke wij het meest behoeven, zijn in eenen schier onuitputbaren voorraad voorhanden. Onder deze noem ik slechts de steenkolen, het ijzer en het keukenzout. Van andere ligchamen kan uit den aard der zaak de hoeveelheid niet verminderen, zij zijn bij voorbeeld lucht en water, 't Is waar, ook de bestanddeelen der eerstgenoemden verdwijnen niet, zoo min als er een enkel atoom op aarde verdwijnt, maar zij worden gedeeltelijk niet weder tot den oorspronkelijken vorm teruggebragt.

Waarom toch die groote voorraad? Zouden de genoemde stoffen ook door anderen te vervangen zijn? Zou ijzer, steenkolen en zout, om mij slechts tot deze drie soorten te bepalen, kunnen gemist worden? Zouden er voor 't oogenblik surrogaten voor te vinden zijn? Ik betwijfel het zeer. Zouden deze stoffen den mensch zoo nuttig, zoo onontbeerlijk zijn geworden, omdat hij ze willekeurig dat voor zich gemaakt heeft, omdat bij zich zelven, of liever zijn aardsche leven onder de heerschappij van die doode stof heeft gebragt? Ik kan het niet gelooven. Veeleer zie ik in het wegleggen van al die schatten weder het werk der hoogste Rede, de hand van een liefderijken God, die de aarde zoodanig toerustte, dat zij geheel geschikt was tot woonplaats van de kroon der aardsche schepping, van den mensch. Zijn geluk te bevorderen, zijne geestesgaven uit te breiden en te versterken, zijne ligchamelijke krachten te vermeerderen, zijne gezondheid in stand te houden, ziedaar het doel, dat ik zie doorschemeren in de inrigting en zamenstelling van den bol, die ons draagt.

Ik weet, er zijn hiertegen bezwaren in 't midden te brengen, ik weet, hoe men met alle teleologie den spot drijft, ik weet, dat voor den materialist de gemaakte opmerking niets bewijst, en toch was het mij eene behoefte die meening uit te spreken. Ik wil niemand bekeeren. Hij, die in dat alles slechts een bloot toeval of eene blinde noodzakelijkheid ziet, gun ik van harte deze overtuiging, zoo zij hem vrede en rust voor zich zelven verschaft. Voor mij is het geloof aangenaam en bemoedigend, dat de aarde is toegerust, zoo als zij daar onder ons ligt, met het doel om haar tot woonplaats voor menschen geschikt te maken.