deze mijnen bearbeid te hebben; thans liggen zij alle braak.
De geringe hoeveelheid zilver en goud, die men hier en daar ontdekt heeft, staat in geene evenredigheid met den rijkdom van de overige voortbrengsels van Indië.
De zoutproductie in Indie is daarentegen zeer aanzienlijk. Van de 1311,880,772 pond zout, die in 1846/1847 verkocht werden, waren slechts 149,205,478 van buiten ingevoerd; het overige was in het land zelf voortgebragt. Verreweg het meeste zout wordt uit zeewater gewonnen. In Bengalen houden zich ongeveer 100,000 arbeiders, Molunghees genaamd, met de bereiding van zeezout bezig. De eenige zoutmijnen liggen in het Punjab en wel deels in de zoogenaamde zoutketen, die ontzaggelijke zoutbeddingen bevat, deels in de voorgebergten van de Himalaya, in de nabijheid van de stad Mundi, waar aanzienlijke beddingen van digt en zwaar steenzout van roodachtige kleur voorkomen. Bij Kalabagh is zelfs een weg door vast steenzout gebroken. Het westelijke Indië en Afghanistan worden grootendeels van hier van dat gewigtige mineraal voorzien. Eene aanzienlijke hoeveelheid levert ook het Sombhur-meer aan de grenzen tusschen de staten Jodopore en Jyepore in Rajpootana. Dit meer strekt zich 22 engelsche mijlen in de lengte en 6 in de breedte uit. In den tijd der herfstregens krijgt het eene lengte van 30 en eene breedte van 10 engelsche mijlen. Als het water in het heete jaargetijde verdampt, blijft eene groote menigte op den bodem des meers en mijlen ver in zijne omstreken achter. Dit zout, aan de zon blootgesteld, wordt volkomen droog en hard en ofschoon het in het eerst eene roode kleur heeft, wordt het langzamerhand helder en smakelijk. De winning en verkoop van dit zout is een monopolie der inlandsche regeringen.