Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/152

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
130
HET HUWELIJK DER PLANTEN.

verschillend en sierlijk in den bouw harer bloemen, boeijen zij ieders oog.

En toch is het te bejammeren, dat de rijke gaven, waarmede Flora onze streken begiftigd heeft, zoo weinig naauwkeurig gadegeslagen worden, zoo weinig gekend zijn. Het genot, dat zij opleveren, is niet te beschrijven, want waar ook de oogen heen gewend worden, in bosch of weide, op bergen of in duinen, in dalen, langs rivieren en beekjes of in veenen, overal ziet men verscheidenheid, overal vindt men gegevens genoeg om op te merken, waar te nemen en te bewonderen. En verruimt men eens, door vergrootglas of mikroskoop, de grenzen van het gezigtsvermogen, welk eene plantenwereld ontvouwt zich dan nog voor ons oog!

Doch genoeg hiervan. Zou de eene of andere bekwame hand niet eens lust gevoelen, eene botanische wandeling door onze dreven gedaan te beschrijven? Zou niet deze of gene het Album der Natuur eens kunnen verrijken met een overzigt van de mikroskopische plantenwereld van ons vaderland?

Wij zouden ons daar niet aan durven wagen, maar willen liever den lezer van dit Album nader bekend maken met dat gedeelte der bloem, waardoor al wat plant is in stand gehouden en vermenigvuldigd wordt. Wij bedoelen eene nadere beschouwing van de geslachtsorganen en wel grootendeels gevolgd naar k. müller's, Die Ehe der Blumen.

 

 

Niet alle planten hebben bloemen, zooals wij die ons gewoonlijk voorstellen; want er zijn ook eene menigte, die, hoewel zij de middelen ter voortplanting bezitten, toch geene bloemen hebben, zooals b.v.:de paardestaarten, wolfsklaauwen en varens, de blad-, leveren korstmossen, de wieren en zwammen.

Alleen van haar dus, waar met het ongewapende oog bloemen aan waar te nemen zijn, zal hier sprake zijn, en als voorbeelden noemen wij: de ranonkels of boterbloemen, klaprozen, anemone's, camellia's, viooltjes, tulpen, leliën, enz. Al deze bloemen, behalve de twee laatste, waar men in plaats der beide eerste kransen slechts ééne vindt, die