Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/159

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
137
HET HUWELIJK DER PLANTEN.

Hoewel men voor linnaeus de bevruchtingsorganen niet zoo goed kende als toen, zoo wist men toch, dat de bloemen bevrucht moesten worden om vruchtbare zaden te kunnen voortbrengen. De Grieken en Romeinen wisten dit ook reeds. De dadelpalm b.v. heeft op zijn eenen stam mannelijke en op een' anderen vrouwelijke bloemen. Staan nu beide stammen ver van elkander verwijderd, dan brengen zij geene vruchten voort; dit wisten de Ouden ook reeds, doch ook, dat, wanneer de mannelijke bloemen over de vrouwelijke werden uitgeslagen, zij vruchten begonnen te dragen. Bij de Arabieren is deze kunstmatige bevruchting nog in gebruik, en dewijl zij soms bezorgd zijn van in een jaar geene mannelijke bloemen te kunnen krijgen, doordien de mannelijke boomen niet bloeijen, bewaren zij deze wel eens een jaar in voorraad. Bekend is het, dat toen bonaparte Egypte beoorloogde, de geheele dadeloogst mislukte, en waardoor? omdat men verhinderd was geworden de mannelijke bloemen te halen. Hoewel geheel werktuigelijk, vindt men ook onder de wilden stammen, die door kunstmatige bevruchting de productie van het zaad bevorderen. Op de Sandwichs-eilanden vond meijer eene vrouw bezig om eene papaverachtige plant (Argemone mexicana, L.) kunstmatig te bevruchten; en hoewel deze plant beide geslachten in ééne bloem vereenigd heeft, deed zij dit toch, door de ondervinding geleerd, dat daardoor meer zaden werden voortgebragt.

 

In het jaar 1694 ontdekte camerarius uit Tubingen het eerst de geslachten bij de planten, en veertig jaren later was het linnaeus gegeven om daarop zijn beroemd stelsel te grondvesten.

Men moet evenwel niet denken, dat een ieder maar zoo voetstoots de waarheid van den grondslag van dit stelsel aannam; even als thans rekende men elkander gaarne na, doch ook evenmin als thans schaadde dat aan de goede zaak.

Koelreuter was een van degenen, welke, in 1761 en later, talrijke proeven over de bevruchting der planten nam en het bewijs leverde, dat men door kunstmatige bevruchting (door kruising) bastaarden kan voortbrengen. Hierdoor werd dus bewezen, dat het komen van het stuifmeel op den stempel noodig is om ontkiembare zaden