Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/160

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
138
HET HUWELIJK DER PLANTEN.

voort te brengen en men wel degelijk geslachten bij de planten moet aannemen. Vreemd mag het daarom genoemd worden, dat in 1812 henschel en schelver op eene zeer scherpzinnige en geestige wijze zochten te bewijzen, dat er bij de planten volstrekt van geene geslachten sprake kon zijn, en men even goed den stempel kon bepoederen met zwavelbloem, koolpoeder en straatvuil om ontkiembare zaden te verkrijgen. Ik geloof, dat men thans de leer der bevruchting als op eene rots gegrondvest kan beschouwen. Jaren zijn en moesten er verloopen, voordat ook deze eenvoudige waarheid als waarheid werd aangenomen. Doch linnaeus was zoo zeker van zijne zaak, dat men hem evenmin van het begrip van een planten-huwelijk had afgebragt, als galilei van zijne leer over de draaijing der aarde. Thans toch weet een kind reeds, dat hij gelijk had, toen hij zeide: En zij draait toch!

 

 

Zijn al de deelen der bloem volkomen ontplooid, is zij, zooals wij het noemen, in vollen bloei, dan hebben de geslachtswerktuigen een aanzienlijken trap van ontwikkeling bereikt. Het bovenste gedeelte van den stamper, de stempel, is met eene kleverige vloeistof overdekt geworden, en de meeldraden bezitten thans eene geneigdheid om zich naar alle zijden te kunnen bewegen. In die beweging deelt ook soms de stempel en wij zien in dat geval beide naar elkander toebuigen. Deze beweging is niet in alle bloemen dezelfde, en wordt ook niet bij alle planten waargenomen; evenmin is zij willekeurig, maar zoo veel is zeker, dat zij naar vast bepaalde wetten in de natuur plaats heeft.

De tien meeldraden van de Kalmia b.v. buigen zich naar den stempel en plaatsen er zich om heen, evenals de spaken om de as van een wiel. Elk dezer meeldraden zit in de bloemkroon in een daarvoor bestemd hokje, en elke meeldraad blijft daarin zoo lang zitten, totdat de stuifmeelhokjes opengesprongen zijn en dus het stuifmeel een uitweg kan vinden; dan naderen zij een voor een den stempel met hun geopend meelknopje, strooijen het stuifmeel er op uit, blijven nog korten tijd er op rusten, waarna zij zich terugtrekken om hunne vorige plaats