Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/201

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
175
DE TIMMERAARS ONDER DE DIEREN.

Welligt verdient de timmerkunst van sommige soorten van eenzaam levende bijen nog grootere bewondering dan die der zoo even genoemde mieren.

Reeds voorlang heeft réaumur, wiens waarnemingstalent in het nasporen der levenswijze van insekten door dat van niemand overtroffen, door dat van weinigen geëvenaard is, de handelwijze eener soort (Xylocapa violacea) beschreven, die in zuidelijk Frankrijk leeft, en welke hij teregt abeille charpentière heeft genoemd.

Gedeelten van hout

A. Gedeelte van een houten paal met gangen van Xylocapa violacea;
B. een ander gedeelte, op de halve natuurlijke grootte;
C. een gedeelte van een dunner stuk met een dergelijken gang;
D. een der tusschenschotten, van bovenop gezien;
E. Timmerbij (Xylocapa violacea;)
F. bovenkaken, sterk vergroot; a. bovenzijde; b. onderzijde.

Het wijfje dezer bij kiest gewoonlijk een paal of eenig ander regtopstaand stuk hout, om daarin eene of meerdere gangen te boren, die soms meer dan een voet lang zijn. Inderdaad een reuzenwerk voor zulk een klein dier, tot welks voltooijing verscheidene weken gevorderd worden. Het begin van den gang loopt schuins, het overige, langere gedeelte regt benedenwaarts, in dezelfde rigting als de houtvezelen.

Met het uitknagen van dien gang is echter nog slechts een gedeelte van haar werk volbragt. Deze moet nog in kamers worden verdeeld, elke van welke omstreeks 2 Ned. duimen diep is en bestemd om een eitje te ontvangen met eenen juist afgepasten voorraad voedsel, voldoende