Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/211

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

OVER DE ZUIDPOOLTOGTEN;

DOOR

A. T. REITSMA.

 

 

Bij eene vroegere gelegenheid hebben wij de lezers van het Album der Natuur bepaald bij de ontdekkingstogten in de Noordpoolgewesten, vooral in de laatste jaren met zooveel ijver ondernomen om berigten aangaande franklin en zijne togtgenooten in te winnen. Wij hebben thans voorgenomen onze lezers met hunne gedachten aan een geheel tegenovergesteld gedeelte van onzen aardbol te verplaatsen, maar in streken niet minder doodsch en kil, waar de wintervorst een nog meer onbeperkt gebied schijnt uit te oefenen. Wij wilden namelijk thans de aandacht bepalen bij de Zuidpoolgewesten en bij de pogingen, die er aangewend zijn om die geheimzinnige plek van onzen aardbol, althans eenigermate, bekend te maken aan hen, die gelukkiger streken bewonen.

 

Als men eenen blik werpt op onze wereldkaart, dan moet reeds bij den eersten aanblik het groote verschil tusschen het noordelijke en zuidelijke halfrond de aandacht tot zich trekken. Terwijl het noordelijke halfrond voor een groot gedeelte vaste landen bevat van eene ontzaggelijke uitgebreidheid, bestaat het zuidelijke halfrond bijna geheel uit eenen oceaan van onmetelijken omvang. De vaste landen, wier groote massa boven den aequator gelegen is, loopen allen met spitse punten ten zuiden van den aequator in deze wereldzee uit. Amerika bereikt met hare zuidspits slechts den 52sten graad zuiderbreedte. Afrika strekt zich slechts tot den 33sten graad uit. De vaste landen van Europa en Azië liggen geheel binnen het noordelijke halfrond en Australië's vast land Nieuw-Holland, in het zuidelijke halfrond gelegen, strekt zich, ook als wij van Diemensland als een daartoe behoorend aanhangsel beschouwen, niet boven den 45sten graad zuiderbreedte uit. Voor het overige vindt men er niet dan dun