Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/212

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
186
OVER DE ZUIDPOOLTOGTEN.

gezaaide eilanden en eilandengroepen, op onze kaarten verstrooid, als sterrengroepen aan den hemel, maar bijna even onbekend als deze ligchamen in de onmetelijke wereldruimte.

Van dit weinig bekende deel van onzen aardbol is geen gedeelte zoo onbekend gebleven als de gewesten, die de zuidpool van onze aarde omgeven. En dit kan ons geenszins verwonderen. Geene van die redenen, welke aandreven om de noordpoolgewesten te doorvorschen, werden hier gevonden. Daar hoopte men nu eens schatten van goud te vinden, dan eens eenen nieuwen weg naar de rijkdommen van Indië te ontdekken. Maar hier was niets, niets te winnen, geen goud, geene handelswegen, geene edele metalen. Maar ook daar, waar niets te winnen valt, blijft toch nog eene drangreden bestaan, die den mensch tot het onbekende, het ondoorzochte en geheimzinnige heendrijft, namelijk de zucht naar vermeerdering zijner kennis, vaak vereenigd met de zucht naar gevaarlijke avonturen.

Na dat magellaan om de zuidspits van Amerika heen zich eenen weg naar de Zuidzee had gebaand, bestond er wel eene aanleiding om de ontdekkingen, ook naar het zuiden, steeds verder en verder uit te strekken. Maar daarvan werd geen gebruik gemaakt. De landen, tot welke zijn togt den weg had ontsloten, waren zoo onmetelijk, dat voor de ontdekkingszucht voor jaren lang een onbegrensd veld scheen geopend te zijn. Het verre zuiden bleef geheel onbekend. Het oordeel der aardrijkskundigen had alleen bij gissing op de wereldkaart een onbekend zuidland geplaatst. Als men opmerkte, welke groote vaste landen boven den aequator gelegen waren, meende men, dat het evenwigt en de gelijkmatige verdeeling der vaste landen van onzen aardbol een groot zuidland in het zuider halfrond volstrekt noodzakelijk maakte.

Het bestaan van zulk een onbekend zuidland werd door de zeevaarders van de 17de en 18de eeuw dan ook algemeen aangenomen. Wel deed men eenige pogingen om het te vinden en meende vaak het reeds gevonden te hebben; maar spoedig bleek het, dat men zich vergist en het een of ander eiland voor eene uitstekende spits van het vaste land gehouden had. Zoo ging het nog in 1772 den luitenant van de Fransche marine, de kerguelen. Hij ontdekte den 13 Januarij 1772, op 49° zuiderbreedte, eene eilandengroep, die hij den naam