Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/242

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
216
VLECHTERS, MANDENMAKERS, WEVERS,

gesteld uit eenen vloer van dooreen gevlochten twijgjes en daarover heen verheft zich een gewelf, mede uit takjes gevormd, die bovenwaarts omgebogen en zamengevlochten zijn. Ook ontbreken aan dit landelijk verblijf geene sieraden; aan zijnen ingang en in zijn binnenste ontwaart men eene menigte van fraaije vederen van papegaaijen en andere vogels, snippers en lapjes van gekleurde kleedingstoffen, schelpjes en andere blinkende voorwerpen, die soms van grooten afstand daarheen zijn gebragt. Vraagt gij naar de bestemming van dit kleine, zoo fraai versierde gebouw? Het strekt tot tijdelijke verblijfplaats van een paar jonggehuwden, die daar hunne wittebroodsweken doorbrengen. Een paar satynvogels (Ptilorhynchus holosericeus), elk nagenoeg zoo groot als een duif, het mannetje in een glinsterend blaauwzwart, het wijfje in een olijf kleurig kleed gedoscht, hebben het tot dit doel te zamen gebouwd, en wel tot dat doel alleen, want eijeren of jonge vogels worden nimmer in deze prieeltjes aangetroffen.

Nog andere vogels in hetzelfde werelddeel, de in het oosten daarvan levende Chlamydera maculata, bouwen dergelijke tot hetzelfde doel bestemde lusthoven, doch die open zijn aan weerszijden en zoo meer gelijken op onze ouderwetsche berceaux. Deze hebben soms eene lengte van drie voeten, en de buitenzijde dezer uit vlechtwerk bestaande gaanderij is bekleed met gras, terwijl de vloer netjes met steentjes is bestrooid. Even als de vorige soort verzamelt ook deze allerlei blinkende en fraai gekleurde voorwerpen om daarmede de beide ingangen van haar verblijf op te sieren. Ook kennen de inlanders die neiging dezer verschillende soorten van vogels zoo wel, dat zij, indien eenig klein voorwerp, b.v. eene pijlspits, door hen gemist wordt, dit gewoonlijk daar ter plaatse gaan zoeken en ook vaak terug vinden.

Trouwens, het is bekend, dat eene dergelijke neiging ook bij andere ons beter bekende vogels, zooals de raaf en de ekster, bestaat, waaraan het spreekwoord: »hij steelt als een raaf" ontleend is. Weiligt kan men zelfs aan die zucht om al wat schittert naar hun nest te slepen de zonderlinge neiging voor vuur toeschrijven, die de Zwitsersche alpenkraaijen (Pyrrhocorax alpinus) noopt gloeijende kolen en brandende stukken hout in haren snavel mede te voeren, waardoor reeds meermalen brand gesticht is.