Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/249

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
223
VILT- EN TAPIJTWERKERS.

(Ardea cinerea), die zijn nest in den top van boomen bouwt. De ooijevaar daarentegen nestelt, ter plaatse waar geen menschelijke woningen zijn, niet op boomen, maar op rotsen; hij verstaat namelijk de kunst niet om tusschen de takken de fondementen van een nest te leggen. Dit kan tot bewijs strekken, dat hij in ons laag liggend land, waar geen spoor van rots te zien is, eerst kan gekomen zijn, nadat dit bevolkt is geworden, en de bouwkunst der inwoners genoeg gevorderd was om hem op schoorsteenen of andere platte verhevenheden eenen voldoenden ondergrond voor zijnen nestbouw aan te bieden.

Nog andere dergelijke langbeenige en langsnavelige vogels (de orde der Steltloopers) b.v. de roerdomp (Ardea stellaris), de blaauwe kwak (Ardea nycticorax), enzv., leven in het riet en bouwen te midden daarvan een kunsteloos nest.

Doch er is althans één tot dezelfde orde behoorende vogel, die een zeer merkwaardig nest bouwt, dat veel arbeids kost. Het is de in zuidelijk Afrika levende Ombervogel (Scopus umbretta). Zijne levenswijze komt grootendeels met die der reigers overeen, hij houdt zich veelal op boomen op, maar zijn nest bevindt zich steeds op geringe hoogte, zes of zeven voet boven den grond; het omgeeft den stam en steunt op eenen zwaren tak. Op eenigen afstand gezien vertoont zich dit nest als een groote, ruwe klomp van drie voeten hoog en vier voeten breed. Van naderbij beschouwd, blijkt deze geheel uit takjes en daartusschen gevoegde klei te bestaan. Aan de eene zijde ontwaart men eene opening en daarvoor eene soort van stoep. De opening of buitendeur geleidt in een voorportaal en van daar in eene tweede holte of kamer, van het voorportaal door een tusschenschot gescheiden, met eene opening daarin als toegang of binnendeur. In die kamer, de eigenlijke nestholte, is een kleed van droog gras, biezen en andere zachte stoffen gespreid, en daar zit het wijfje op hare drie eijeren, of met de reeds daaruit gekomen jongen. Het mannetje belast zich met de taak om voor het noodige voedsel van zijn gezin te zorgen, bestaande in kikvorschen en kleine visschen, of wel het houdt op de stoep voor de woning de wacht.

Ook mogen wij het nest van onzen ekster (Pica caudata) niet geheel voorbijzien. Even als de ombervogel onder de reigerachtige