Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/252

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
226
VLECHTERS, MANDENMAKERS, WEVERS,

vast gemaakt, door middel van zelfgesponnen wollen draden, dikke grasvezelen, niet zelden ook timmermanskrullen, die de takken omwikkelen, terwijl het inwendige met hooi gevoerd is.

Nest van den gewonen Vink.

Nest van den gewonen Vink.

De kunst om hunne nestjes stevig aan de takken, waarop zij rusten, te bevestigen bezitten trouwens zeer vele vogels. Ik noem hier slechts als een tweede voorbeeld den gewonen Vink (Fringilla coelebs), wiens half-bolvormig nestje bestaat uit een viltwerk van fijne wol, mos, cocons van spinnen, stukjes schors, en dit alles zoo dooreen geweven en om de takken heen gewerkt, soms nog omslingerd van grasvezelen ter vermeerdering der stevigheid, dat de eijeren, die op den bodem liggen, daar de zachtste en tevens de warmste rustplaats vinden.

In een ander opzigt merkwaardig is het nest van den Lijster (Turdus musicus), even als de beide vorige tot de liefelijkste zangers onzer bosschen behoorende. De geheele buitenmuur van zijn komvormig nest bestaat grootendeels uit mos, maar, ten einde de teedere mosplantjes aaneen te verbinden en daaruit een kommetje met opstaande randen te vormen, zijn er gras- of fijne wortelvezelen doorheen gestoken en gevlochten, die zoo, als het ware, een balkstelsel vormen, waarvan de tusschenruimten met mos zijn aangevuld. Het opmerkelijkste echter in dit nest is, dat het van binnen bekleed is met een soort van hollen vloer, die volkomen glad en waterdigt is. Deze bestaat uit eene bruin gekleurde laag, die ongeveer de dikte en stevigheid van gewoon bordpapier heeft. Vroeger meende men, dat deze laag uit leem was zamengesteld; anderen beweerden, dat het koemest was; de waarheid