Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/259

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
233
VILT- EN TAPIJTWERKERS.

door de natuur voortgebragte stoffen,—maar niettemin is het zeker, dat de nakomelingen dierzelfde vogels thans dit niet meer doen, voor zoover zij in de gelegenheid zijn daarvoor andere door menschelijke kunst toebereide stoffen te bezigen. Dit kan alleen daardoor verklaard worden, dat zij door de ondervinding geleerd hebben, dat die stoffen werkelijk voor het door hen beoogde doel ook beter geschikt zijn. Het thans levende geslacht bouwt dus betere nesten dan het vroegere, en, al moge deze vooruitgang dan ook luttel zijn, zoo zoude men daaruit wel het besluit mogen afleiden, dat de bouwkunst van sommige dieren niet zoo volkomen onveranderlijk en stationair is, als men zulks in het algemeen aanneemt.

Hiermede in overeenstemming is ook de veranderlijkheid in de gedaante en het geheele maaksel der nesten van de baltimore-vogels. «Sommigen hunner," zegt wilson, »zijn veel voortreffelijker arbeiders dan andere. Het vilt, waaruit de wanden bestaan, is dan eens losser, dan weder steviger gewerkt; de zak, dien het vormt, is langer of korter; soms is deze geheel open, in andere gevallen van boven tot op eene naauwe opening na gesloten." Met één woord, de algemeene stijl, waarin deze nestjes gebouwd zijn, is wel dezelfde, maar in allen laat zich de trap van kunstvaardigheid, die de bouwmeester bereikt heeft, erkennen. Men zoude schier zeggen, dat het hedendaagsche geslacht van baltimore-vogels nog steeds zoekende is naar de beste wijze om van de nieuwe door den mensch daaraan verstrekte bouwmaterialen het meest doeltreffend gebruik te maken.

Onder de Zuid-Amerikaansche vogels, die kunstige hangnesten bouwen, onderscheiden zich mede de soorten van het geslacht Synallaxis. Eene dezer soorten, S. acuticaudatus, in grootte en kleur aan onzen leeuwerik herinnerende, bouwt een groot, eivormig, van binnen in twee kamers verdeeld nest en drijft de voorzorg zoo ver, van het op te hangen aan een tak, die met scherpe doornen bezet is. Eene andere soort, Synallaxis rubrifrons, ter naauwernood zoo groot als een sijsje, vervaardigt een nest, dat zich, op eenigen afstand gezien, als een lange takkebos vertoont, uit dunne takjes, zonder eenige netheid zamengesteld, die naar alle zijden uitsteken. Het is opgehangen aan een der onderste zijdelingsche takken van een boom. Sommige