Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/281

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
255
VILT- EN TAPIJT WERKERS.

Ook onder de kevers of schildvleugelige insekten zijn er, die de kunst verstaan van, door zamenrolling van bladeren, voor hunne eijeren beschermende kokertjes te vervaardigen. Dit doen namelijk eenige soorten van snuitkevertjes; zoo de op de bladeren der berken levende Curculio (Rhynchites) Betulae.
Nestbouw van Curculio Betuli.
Dit kevertje is slechts omstreeks 4 millim. lang. «Wie zich in de vrije natuur een vermaak wil verschaffen,"—zegt ratzeburg[1],—»zie toe, hoe het kleine diertje dit voor hem eigenlijk kolossale werk vol voert, hoe het dikwijls met het grootste geduld het peperhuisje, dat reeds bijna gereed was, maar zich weder opent, nog eens en nog eens zamenrolt." Niet het geheele blad wordt echter daartoe gebezigd; eerst knipt het kevertje ter weerszijden van den bladsteel, daar waar deze in de middelnerf van het blad overgaat, twee lapjes uit, op de wijze zoo als in figuur B is aangeduid. Daarna rolt het de overgebleven gedeelten der beide bladhelften zamen, legt in het aldus gevormde peperhuisje een eitje, dat het nog omgeeft van een zakje, bestaande uit een lapje afgescheiden opperhuid van het blad, en sluit dan de bovenste opening door de spits van het blad om te buigen (zie fig. A).

Op eene niet minder opmerkelijke wijze handelt de verwante Curculio (Rhynchites) Betuleti met de bladeren van den wijnstok. Rozier[2] geeft daarvan de volgende beschrijving: «De kever vertoont zich reeds, zoodra de bladeren aan den wijnstok verschijnen, en voedt zich met de teederste blaadjes, waardoor hij veel schade kan aanrigten. Vooral echter doen zij zulks in den legtijd, in Junij. Zij zoeken dan de grootste bladeren op en beginnen met een gaatje te boren in den

  1. Die Forst- Insekten, etc., I. p. 121.
  2. Cours complet d'agriculture XIII, p. 27.