Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/283

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
257
VILT- EN TAPIJT WERKERS.

bevatte pop, welke die van een kever is en wel, volgens genoemden ervarenen entomoloog, die van Curculio Schach. Het geheele, bijna een Ned. duim dikke hulsel bestaat alleen uit 10 tot 15 Ned. duimen lange, dunne, taaije plantenvezelen (stengels eener bies- of grassoort), die als het ware tot een langwerpig van alle zijden gesloten kluwen gewonden zijn, waarvan oorspronkelijk de larve de kern was. De doode pop vult echter nog niet twee derden der holte, hetgeen welligt deels aan indrooging moet worden ingeschreven.

Hoe de larve in staat geweest is haar ligchaam te omwikkelen met een dergelijk vezelen-hulsel, is inderdaad zeer moeijelijk te verklaren. Er is tusschen de vezelen geen spoor van een haar verbindend spinsel, het getal der elkander overdekkende windingen, dat is der vezellagen, die den wand zamenstellen, bedraagt van 12 tot 15; nergens is eene opening of eene plaats gehad hebbende zamenhechting waarneembaar. Alles schijnt aan te duiden, dat de inwikkeling door rolling geschied is, doch hoe heeft het dier de daartoe vereischte beweging kunnen verrigten, terwijl het reeds bij de eerste omwenteling zich zelven in eene gevangenis had opgesloten?

Hopen wij, dat de waarneming eenmaal dit raadsel zal oplossen, even als in het volgende merkwaardige geval.

In Nieuw Zuid-Wales leeft eene soort van groene mier, welker nestbouw werd waargenomen gedurende de eerste reis van kapitein cook. Zij leeft op boomen en is door hare kleur moeijelijk van de bladeren te onderscheiden. De nesten, welke deze mieren vervaardigen, verschillen van grootte, van die van een manshoofd tot die van een vuist. Zij worden gevormd door verscheidene bladeren, elk zoo breed als eene hand, nederwaarts te buigen en hunne punten zamen te kleven, zoodat zij eene soort van beurs vormen. Duizende dezer mieren zijn te gelijker tijd bezig om de bladeren in de omgebogen stelling vast te houden, terwijl eene menigte andere aan de binnenzijde het kleverige vocht, waarschijnlijk haar eigen speeksel, aanbrengen, waardoor de bladeren zamengelijmd worden.

Met uitzondering van deze, even als andere harer geslachtgenooten, in maatschappij levende mieren, bouwen al de overige in de laatst voorgaande bladzijden genoemde insekten hunne, hetzij vaste of beweeglijke