Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/350

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

DE MELKZEE

BIJ DE

MOLUKSCHE EILANDEN.

 

 

De zee-kapitein trébuchet, bevelvoerder op de Fransche korvet »la Capricieuse," schreef den 28 Augustus 1860 van Amboina aan de Akademie der wetenschappen te Parijs het navolgende:

«Toen wij in den nacht tusschen den 20 en 21 Augustus ongeveer 20 zeemijlen W.Z.W. van Amboina laveerden, hadden wij van 's avonds zeven uur tot aan den volgenden dag het grootsche schouwspel van eene zoogenoemde «Melkzee," hetwelk de Hollanders «Winterzee" noemen, waarschijnlijk, omdat het aanzien des hemels en der zee levendig aan met sneeuw bedekte landschappen herinnert. Wij zochten het eerst de verklaring van dit verschijnsel in het gereflekteerde licht van de maan, die destijds drie dagen oud was; maar toen het ook nog na het ondergaan van de maan voortduurde en zelfs nog in lichtsterkte toenam, moesten wij deze verklaring laten varen. Wij schepten water in eene schaal van vier of vijf kan; het had de kleur van gewoon zeewater, maar bevatte ongeveer 200 kleine dieren van gelijke dikte, maar van zeer verschillende lengte, die een bestendig licht van zich afwierpen, welks kracht en kleur mij aan de lichtwormpjes deed denken, die in onze koloniën op de Antillen zoo talrijk zijn. Onder het vergrootglas gezien, vormden deze diertjes eenen haarvormigen rozenkrans van enkele individuen, die aan de uiteinden met elkander verbonden waren. Het getal dezer schepselen was in de verschillende