denkbeeld om glazen korven te laten maken, ten einde daardoor de werkzaamheden der bijen in den korf te kunnen bespieden. Dit denkbeeld is vruchtbaar geweest; réaumur bragt het in toepassing, maar inzonderheid was het huber (de oudere), die daarvan partij trekkende de geheele levenswijze der bijen op eene inderdaad bewonderenswaardige wijze onderzocht heeft, iets dat des te verwonderlijker is, omdat hij sedert zijn zeventiende jaar blind was; maar daarentegen was hij in het bezit van een scherpzinnig verstand en eene levendige verbeelding, terwijl een trouw bediende, wiens naam, françois burnens, mede aan de vergetelheid verdient ontrukt te worden, hem zijne oogen leende, hem naauwkeurig alles verhalende wat hij waarnam aangaande den uitslag van verschillende proefnemingen, die door huber uitgedacht en door dien ijverigen en handigen helper ten uitvoer gebragt werden. Langs dien voorwaar zeldzamen weg is het boek[1] ontstaan, dat steeds eene der hoofdbronnen blijven zal, waaruit elk putten moet, die over dit onderwerp handelt.
Het spreekt van zelf, dat ik hier ter plaatse slechts in het kort datgene kan mededeelen, wat de waarnemingen geleerd hebben aangaande de wijze, waarop de bijen hare kunstige woningen bouwen, en dat ik daarbij vele opmerkingswaardige bijzonderheden uit hare verdere levensgeschiedenis voorbij ga.
Dat eene bijenmaatschappij bestaat uit eene koningin, de algemeene bijenmoeder, uit een zeker aantal mannelijke individu's (zoogenaamde hommels) en uit arbeiders of werkbijen, die geslachtloos of liever onontwikkelde wijfjes zijn, mag ik als algemeen bekend veronderstellen. De laatstgenoemden, de werkbijen, die in eenen gezonden korf verreweg het talrijkst zijn, daar haar aantal tot dat der mannetjes ongeveer staat als 25 tot 1, zijn de eenigen, die al het werk verrigten en dus hier voor ons doel alleen in aanmerking komen.
Van deze werkbijen komen echter nog tweederlei soorten voor, die elk eene bepaalde taak te verrigten hebben, namelijk
1°. de voedsterbijen, (abeilles nourrices van huber), die kleiner dan
- ↑ Nouvelles observations sur les abeilles, 2 Vol. Paris et Génève. 1814.