Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/369

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
341
DE WASFABRIKANTEN ONDER DE DIEREN.

kettingen, achter elkander geplaatst, vormen festoenen en guirlandes, die zich, van voren gezien, als een gordijn met plooijen vertoonen. Daarin neemt men eene zacht golvende of slingerende beweging waar, die voortgebragt wordt door de kleine bewegingen, welke elke bij voor zich maakt en die zich aan de geheele massa mededeelen.

Gordijn van waswerkers.

Gordijn van waswerkers.

In dien toestand van bijna volkomen rust of slaap blijven de waswerkers gedurende omstreeks vierentwintig uren, terwijl in dien tijd de voedsterbijen met hare gewone bezigheden voortgaan. Doch al zijn de uitwendige bewegingen ook zeer gering, de inwendige zijn intusschen onmerkbaar voortgegaan. De in de voormaag verzamelde honig gaat namelijk in dien tusschentijd tot was over, welke als kleine plaatjes of schubjes tusschen de ringen van het achterlijf te voorschijn treedt.

Een waswerker het fondement der eerste cel leggende.

Een waswerker het fondement der eerste cel leggende.

Nu volgt een tijdperk van nieuwe bedrijvigheid. Een der waswerkers, die zich tot dusverre in het middengedeelte van het bijengordijn ophield, verlaat zijne plaats en baant zich eenen weg door zijne medgezellen heen naar een der latjes, die boven in den korf daartoe opzettelijk bevestigd zijn. Hij zal den eersten steen van het toekomstig gebouw leggen. Door zich in het rond te draaijen en de naburige bijen op zijde te duwen, vormt hij eene ledige ruimte om zich heen, van twee tot drie Ned. duimen in doorsnede, binnen welke hij zich vrij kan bewegen. In het midden van die ruimte hangt hij zich op en begint zijn werk. Om de plaatjes was van het achterlijf aftenemen,

1861.
22