Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/370

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
342
DE WASFABRIKANTEN ONDER DE DIEREN.

bedient hij zich van zijne achterpooten, welker voet hij naar de scheen toebuigt en zoo een soort van knijpertje daarstelt, waartusschen het wasschubje gevat wordt. De voorpooten nemen dit dan van de achterpooten over en brengen het naar den mond. De was namelijk, zoo als deze aan het achterlijf wordt afgescheiden, is te broos om als zoodanig, dat is geheel onvermengd, tot het bouwen der cellen te worden gebruikt. Zij moet nog eene zekere voorbereiding ondergaan, en daartoe wordt zij door de voorpootjes in den mond gebragt om gekaauwd en met een aldaar, vermoedelijk door de speekselklieren, afgescheiden vocht vermengd en doorkneed te worden. Deze bewerking geeft aan de was eene taaiheid, die zij oorspronkelijk niet bezat. Als een dun strookje treedt het gekaauwde stukje weder uit den mond naar buiten en wordt dan door de bij tegen de onderzijde der lat geplakt, waarbij de spitse onderkaken en de tong de dienst van een knijptang en van een troffel bewijzen. Op dit eerste stukje volgt dan een tweede, een derde, zoolang totdat de bij haren voorraad van was heeft uitgeput en door een harer kameraden wordt afgelost, die het werk op gelijke wijze voortzet om op hare beurt door eene opvolgster vervangen te worden.

Zoo arbeiden achtereenvolgens een aantal waswerkers aan deze eerste grondlaag. Elk hunner brengt zijn aandeel was aan, doch zij doen zulks op de wijze van opperlieden, wier taak alleen bestaat in het aandragen en opstapelen van steenen, maar die het eigenlijke metselen en bouwen aan andere meer geoefende arbeiders overlaten.

Nadat namelijk op deze wijze eene zekere hoeveelheid was is opgehoopt, onder de gedaante van een klein dijkje van iets meer dan een Ned. duim lengte, vier of vijf strepen hoogte en één streep dikte, komen de eigenlijke metselaars, dat is de voedsterbijen, en nemen het werk over.

Opvolgende toestanden in den eersten aanleg eener raat.

Opvolgende toestanden in den eersten aanleg eener raat.

Een van deze plaatst zich tegen de lat, met het hoofd gekeerd naar het midden van het hoopje was, dat door de waswerkers is bijeen gebragt, en begint daarin met hare kaken een klein rond kuiltje te