dan de planten kwijnen en er een groot gedeelte van sterft. Daarom heeft men, in later tijd, met een ander werktuig geplant, dat den wortel bijna geheel bewaart.
Dennenboor.
Den met de boor uit den grond geboord.
Het is een boor, die den wortel in een aarden cylindertje opsluit, en waarbij slechts zeer enkele plantjes over stuur geraken; zoo zeer zelfs, dat men gerust den arbeider, die ze geplant heeft, noodzaken kan om, voor niet, allen, die gestorven zijn, in 't volgende jaar door nieuwe te vervangen; want elk dood plantje heeft hij op zijn geweten, geen enkel bijna sterft, of de planter is daaraan schuldig.
In de zandstuivingen is het zaak om op die wijze de dennen met kluitjes aan de wortels te planten. Geheel anders is het evenwel gesteld met het planten van dennen in onze zeeduinen. Hoewel de tegenwoordige eigenaars de onvermijdelijke noodzakelijkheid niet erkennen, dat het aanleggen van dennenbosschen het eenige, onfeilbare middel is om hier op den duur de zandstuivingen te keer te gaan, zoo is dat evenwel de zuivere waarheid. Het zaaijen gelukt hier even zeldzaam als in de gewone zandstuivingen, en het planten met kluitjes aan de wortels der jarige plantjes is hier niet doenlijk, omdat men den hiertoe noodigen vasten heigrond mist. Maar nu is er gelukkig een ander middel om dergelijke bosschen aan te leggen. Het zaad wordt in vruchtbaren tuin- of bouwgrond, zeer digt bijeen, op bedden uitgezaaid, en daarna, op hoogstens driejarigen ouderdom, in het losse zand uitgeplant. Wanneer deze dennetjes met zorg gekweekt, met zorg uitgeplant en in het begin beschermd worden tegen den alvernielenden tand van konijnen en hazen, dan is er geen de minste twijfel aan welslagen. Het volkomen overheerschen der verstuivingen van de zeeduinen hangt alzoo alleen af van den goeden wil der grondeigenaars.