Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/381

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
353
JOHANNES KEPLER.

niet de zon met de planeten om de aarde, maar dat integendeel de aarde met de andere planeten om de zon wentelen, en zoo den eersten stoot gegeven tot het doen verdwijnen van den trotschen waan, die den mensch als het middenpunt der schepping deed beschouwen, omdat voor hem de aarde was gemaakt en deze het middenpunt was van 't heelal. Maar zelfs met de gebrekkige waarnemingsmiddelen van zijnen tijd bemerkte men spoedig, dat de gedaante der planetenbanen geen cirkel was. En toch de cirkel, zoo redeneerde men, is de volmaaktste figuur, in den grond moeten het toch cirkels zijn. Nu had reeds ptolomaeus, om althans eenigzins rekenschap te kunnen geven van de verschillende standen van zon en planeten, bij hunne door hem vooronderstelde beweging om de aarde, de zoogenaamde nevencirkels uitgevonden. Elke planeet, zoo heette het bij hem, beschrijft eenen cirkel om zeker punt in de ruimte en dit punt beweegt zich in eenen cirkel om de aarde. Ook Kopernikus en zijne volgelingen moesten, zoodra men de verschillende standen der hemelligchamen naauwkeurig begon te vergelijken met hunnen cirkelvormig veronderstelden loopkring om de zon, tot zulke nevencirkels, kleiner wel is waar, hunne toevlugt nemen; zelfs tycho brahe kon zich niet daarvan losmaken. Eerst kepler kon dit. Hij toonde aan, dat de geheele reeks van door tycho met alle toen mogelijke naauwkeurigheid waargenomene standen der planeet Mars, waarmede hij na diens dood bekend was geworden, zonder nevencirkels of eenige andere dergelijke hypothese konden verklaard worden, door aan te nemen, dat deze planeet zich niet in een cirkel, maar in een langrond (ellips) om de zon beweegt. «Wie zich beklaagt," zegt hij met de hem eigene naïefheid in het boek, waarin hij de langwijlige berekeningen meedeelt, die hem tot deze uitkomst hebben geleid, »wie zich beklaagt, dat deze berekeningen vervelend zijn, zal zeker medelijden hebben met mij, die ze ten minste zeventigmaal heb moeten herhalen, terwijl hij ze maar ééns behoeft door te lezen."

Beweegt zich nu eene planeet in deze langronde baan met steeds gelijkmatige snelheid? Kepler bevond spoedig, dat dit niet het geval was en het gelukte hem ook de wet van deze beweging, de regelmaat in deze schijnbare onregelmatigheid op te sporen. De zon namelijk