Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/415

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
387
DE PAPIERFABRIKANTEN ONDER DE DIEREN.

die naar buiten voert, en die van Nectarinia[1], welke uitwendig door den rondachtigen vorm op den eersten blik herinneren aan een werk van Vespa, maar in werkelijkheid meer tot die van Chartergus naderen, daar de sterk bolle, buitenwaarts al grooter en grooter wordende en elkander aldus omgevende raten met het hulsel een geheel uitmaken.

Zoo ergens in de bouwkunst der dieren, dan is het inzonderheid in die der talrijke soorten van wespen, dat wij iets dergelijks opmerken als hetgeen men in de bouwkunst der menschen gewoon is met de namen van bouworde of bouwstijl te bestempelen. De bouwstoffen zijn altijd dezelfde, maar de gedachten, welke de bouwmeester daarmede heeft getracht te verwezenlijken, zijn verschillend. En evenals elke bouworde zich in eene menigte van vormen openbaren kan, die, hoe onderling afwijkend ook, toch den bepaalden stempel dragen van de orde, waartoe zij behooren, even zoo treffen wij onder de voortbrengselen der dierlijke bouwkunst dergelijke overeenkomsten aan, gepaard aan dergelijke verschillen, en ook in hen erkennen wij de verwezenlijking van gedachten, van een plan, dat aan den bouw ten grondslag is gelegd en derhalve daaraan vooraf is gegaan.

 

Werpen wij ten slotte eenen terugblik op de lange reeks van voortbrengselen der dierlijke nijverheid, die achtereenvolgens in deze bladen door ons beschouwd zijn, dan kan het niet anders, of wij gevoelen ons gestemd tot bewondering van de moederzorg der nanatuur, die aan vele dieren zoo merkwaardige talenten geschonken heeft, waardoor zij in staat gesteld worden te voorzien in hunne eigene behoeften en in die van hun kroost.

Doch terwijl die bewijzen van moederzorg de snaren van ons gemoed deden trillen, leerden de bouwkunstige voortbrengselen der dieren ons de laatsten ook als handelende wezens kennen. Wij hadden gelegenheid ons te overtuigen, dat hunne handelingen niet enkel door een blind instinkt bestuurd worden, maar dat zij van de

  1. De naam van dit geslacht berust op de merkwaardige eigenschap der daartoe behoorende wespen, van, evenals de bijen, honiggaarders te zijn. Daar de naam van Nectarinia echter reeds sedert lang in de ornithologie in gebruik is, heeft shuckard voorgesteld haar te veranderen in die van Melissaia.