Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/429

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
13
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

de nervus ischiadicus nog zeer prikkelbaar bij de spier zijn kan, terwijl hij het bij het ruggemerg niet meer is. Budge verklaart dit op de volgende wijze. Vermeerdering van prikkelbaarheid is voor hem een kenteeken van de verzwakking der zenuwkracht; zij verraadt in de zenuw den overgang tot sterven. Men kan dientengevolge in eene zenuw, die op den weg tot sterven is, uit het oogpunt der prikkelbaarheid drie tijdperken waarnemen. In het eerste biedt de zenuw een betrekkelijk zeer grooten weerstand aan de irritatie, dientengevolge hebben zwakke prikkels geene uitwerking. In het tweede tijdperk is de weerstand verminderd; daardoor wordt de prikkelbaarheid verhoogd en zelfs zwakke prikkels brengen zamentrekkingen te weeg. In het derde tijdperk, grenzende aan den dood der zenuw, is de prikkelbaarheid tot haar minimum gebragt. Er zal dus eene zekere analogie plaats hebben tusschen de verschijnselen van het eerste en het derde tijdperk, ofschoon het eerste beantwoordt aan het maximum van levenskracht der zenuw en het derde aan het minimum daarvan; Deze tijdperken verschijnen niet plotseling over de geheele uitgestrektheid der zenuw, maar breiden zich trapsgewijze van het centrum naar de peripherie uit. Het kan dus geschieden, dat die streek der zenuw, welke het naast aan de spier ligt, nog in het eerste tijdperk verkeert, terwijl eene wat meer centrale streek reeds in het tweede is en eene nog meer centrale reeds in het derde. Zoo kan men de schijnbaar zoo geheel tegenovergestelde uitkomsten verklaren, die men in den tusschentijd van eenige minuten bij eene en dezelfde zenuw verkrijgt.—Budge zoekt door deze verschijnselen de wet der zamentrekkingen van ritter en nobili te verklaren. (virchow's Archiv für pathol. Anat. u. Phys., Bd. XVIII, S. 487).

D.L. 
 

Nieuwe soort van Anneliden.J.e. gray had onder den naam van Palolo een ringworm doen kennen van de Schippers-eilanden (Samoa), van welken hij evenwel slechts koplooze exemplaren gezien had. J.d. macdonald, heelmeester aan boord van den Herald, heeft dit zonderlinge dier op nieuw bij de Fidji eilanden waargenomen. In October en November verschijnt deze worm, bij de Fidji-eilanders Mbalolo genaamd, in ontelbare menigte, en wordt door de genoemde eilanders tot voedsel gebruikt. Bijna allen komen op de oppervlakte der zee te voorschijn zonder kop; het is mac donald slechts eenmaal mogen gelukken één kop te krijgen. M. gelooft, dat men hiervan de oorzaak zoeken moet in de wijze van voortplanting dezer wormen. Zij zouden in de diepte der zee leven tot op het oogenblik van de rijpheid der eijeren. Dan zouden de eijeren uit het ligchaam komen door eene dwarsche vaneenscheuring van den worm even achter den kop, en het overblijfsel van het dier zou boven