Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/430

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
14
ALBUM DER NATUUR.

komen drijven. De beschouwing van de ligchamen van deze wormen en die van den eenigen door macdonald verkregen kop toont aan, dat de Palolo tot de groep der Nereiden behoort. (Transactions of the Linnean Society. Vol. XXII, p. 237). I).

 

Het aan elkander vriezen van ijsblokken—Wanneer bij een warmtegraad van slechts enkele graden boven 0° twee ijsblokken met elkander in aanraking worden gebragt, dan bevriest de vochtlaag, waarmede zij op de plaats van aanraking bedekt waren op nieuw, en men vindt ze aldus na korten tijd stevig aan elkander gehecht. Faraday heeft over dit in 1850 het eerst door hem ontdekte verschijnsel op nieuw een opstel in 't licht gezonden (Proceedings of the Royal Society, 1860, Vol X, pag. 440 en daaruit in Archives des Sciences physiques et naturelles, IX, pag. 222). Het hoofddoel van dit opstel is te bewijzen, dat de verklaring, door hem reeds dadelijk van dit verschijnsel gegeven, meer aanneembaar is dan die, welke later door thomson en forbes daarvan gegeven zijn. Wij kunnen hem in dit korte berigt daarin niet volgen, maar moeten ons vergenoegen met het overnemen van de beschrijving zijner nu gevolgde wijze van proefneming.

Een glazen bak van omstreeks 18 duimen diep en 25 d. in middellijn werd met water van 0° gevuld en in een emmer op een drievoet geplaatst. De ruimte in dien emmer werd met fijn gestooten ijs gevuld, dat ook een blikken kap bedekte, welke op het glazen vat paste; de emmer was met flanel omwoeld en in een houten bak geplaatst, welke van buiten ook nog door eene dergelijke bedekking voor de warmte "geïsoleerd" was. Op deze wijze, enkel door van tijd tot tijd het ijs in den emmer te vernieuwen, kon men het water in den bak gedurende 8 dagen op 0° houden, hetgeen bleek door een stukje ijs, dat op dit water dreef en dat na dien geheelen tijd nog niet gesmolten was. In dit water werden nu ijsblokjes aan op den bodem geplaatste loodblokjes met wollen draden vastgemaakt, welke door hun minder soortelijk gewigt op eenigen afstand van elkaar onder water zich in evenwigt stelden. Deed men ze met behulp van dunne houten staafjes elkander tot op weinige strepen afstands naderen, dan verwijderden ze zich dadelijk weder van elkander, maar bragt men ze, ook slechts voor één oogenblik, in aanraking, dan bleven zij aan elkander gehecht, en waren zij binnen een of twee sekonden aan elkander vastgevroren.

Het water, naar het schijnt, is de eenige zelfstandigheid, waaraan dit verschijnsel waar te nemen is. Een aantal andere zijn door faraday met negatief resultaat beproefd. Bismuthstaafjes b.v. in gesmolten bismuth gebragt, waaraan slechts zooveel warmte werd medegedeeld, dat het vloeibaar