toepassen, waarbij men ijs bereidt door verdamping van zwavelether, heeft thans eene andere vloeistof daartoe aanbevolen, die boven de genoemde het voordeel heeft, dat zij reeds bij de gewone dampkringdrukking met tot dit doel genoegzame snelheid zich vervlugtigt. Het is de ammoniak. Hij brengt twee ijzeren retorten, welke eene drukking van 8 dampkringen kunnen weerstaan, met elkander door eene buis in verbinding. De eene wordt in een vat met koud water geplaatst en de andere, na te zijn gevuld met wat men gewoonlijk noemt vloeibare ammoniak, dat is eene, hier zoo geconcentreerd mogelijk genomene oplossing van ammoniak-gas in water, wordt verwarmd. Dit gas wordt nu door de warmte in groote hoeveelheid uit het water gedreven, en in de koel blijvende retort verdigt tot eene vloeistof. Wordt thans de eerste weder verkoeld, dan neemt het daarin overgebleven water de ammonia weder op, in veel korteren tijd dan deze te voren daaruit was ontwikkeld; de vloeistof uit den tweeden verdampt dus zeer snel en verbruikt daartoe evenveel warmte als zij te voren bij het vloeibaar worden had ontwikkeld, maar ontneemt die nu zoo snel aan het omringende water, dat een deel daarvan bevriest. Bij het gebruik van de ijzeren kruiken, waarin kwikzilver verzonden wordt, als retorten, verkreeg carré op eenmaal twee en een half kilogram ijs. (Cosmos, XVII, p. 686).
Een nieuwe regenmeter.—In de zitting van de Académie des sciences te Parijs op 10 December 1860, heeft dumas de beschrijving gegeven van eenen regenmeter, volgens eene nieuwe inrigting van den heer hervé mangon. Deze vergenoegt zich niet met het bepalen der hoeveelheid water, die in een tijdsverloop van b.v. 24 uren op eenige plaats valt, gelijk dit met behulp der gewone regenmeters geschiedt; hij registreert het oogenblik van beginnen en eindigen van elke bui, hij telt en weegt de regendroppels en bepaalt de rigting van hunnen val. Het voornaamste hulpmiddel hierbij is papier, doortrokken met eene oplossing van ijzervitriool, daarna gedroogd en ingewreven met een mengsel van zeer fijn galnotenpoeder en sandrak. Elke druppel water, die op eene zoo toebereide papieroppervlakte valt, brengt op die plaats eene vorming van inkt en daardoor eene scherp begrensde zwarte vlek voort. Eene schijf van dit papier, die door een uurwerk in 24 uren eens om eene vertikale as wordt rondbewogen, is geplaatst onder eene horizontale metaalplaat, die eene opening heeft, waardoor de regendroppels, als de geheele toestel buiten gezet wordt, het papier kunnen bereiken. Na haren geheelen omgang kan men dus op deze schijf aflezen, op welke oogenblikken het in het daartoe gebezigde etmaal geregend heeft of niet, of en wanneer de regen hevig was, hoe groot de droppels waren enz. Om dit laatste, vooral bij hevige buijen,