sectoren trillen, welke boven- en voorwaarts gelegen zijn, de lage daarentegen de achterwaarts gelegene. Indien alle de straalsgewijs geplaatste vezelen van het trommelvlies dezelfde lengte hadden, dan zoude dit vlies niet kunnen trillen onder den invloed eener reeks van toonen, maar alleen onder dien van zijnen eigenen grondtoon, dien het door de spanning verkrijgt. Naar mate de zamentrekking van de binnenste spier des hamers toenam, zoude het meer gespannen worden en trillen onder den invloed van hoogere toonen, maar de lagere zouden in gelijke mate er minder indruk op maken. Ten gevolge der ongelijke lengte der vezelen kan het nu trillen bij toonen van eene reeks van octaven.
Wanneer, men kunstmatig in het groot de inrigting van het trommelvlies nabootst, door een dun blad papier te plakken op de opening van eenen cylinder en dit blad even in spanning te brengen door een staafje, dat men buiten het middelpunt er tegen aan drukt, op gelijke wijze als dit de steel des hamers door trekking aan het trommelvlies doet, kan men gemakkelijk de waarheid van het boven gezegde bevestigd vinden.
Het trommelvlies heeft aan zijne binnenvlakte, bij de meeste menschen, plooijen, gevormd door omgevouwen vezelen, welke eene kleine holte omgeven, die beschreven is door v. troeltsch. Deze vezelen planten zich ook in op den hamersteel en kunnen te gelijk met het trommelvlies gespannen worden. Zij dienen om de klinkende oppervlakte te vermeerderen en, daar zij zeer kort zijn, vooral tot overbrenging der hooge toonen.
De talrijke verschillen, die zoowel in het trommelvlies als in deze bijkomende vezelen worden waargenomen, kunnen ten deele strekken ter verklaring van de verschillende vatbaarheid voor geluidswaarneming bij onderscheiden personen.
De oefening van het gehoororgaan kan het geschikter maken voor de waarneming van hoogere of lagere toonen.
De toonen kunnen nog waargenomen worden, nadat het trommelvlies en de keten van gehoorbeentjes niet meer bestaan, mits dat de stijgbeugel onbeschadigd zij. De ruimte tusschen de beenen van dezen wordt ingenomen door een dun vliesje, dat de rol van trommelvlies kan vervullen voor toonen van eene bepaalde hoogte, (l'Institut, 1861, p. 12).
Iets betreffende de parelmossel.—Dr. carl voit heeft in het Zeitschrift f. wiss. Zool., 1860, X, H. 4, eenige chemisch-physiologische onderzoekingen over Unio margaritifer medegedeeld, waarvan de uitkomsten in meer dan een opzigt merkwaardig zijn. Wij ontleenen daaraan alleen die, welke betrekking hebben op de kalkafscheiding door dit dier.