Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/446

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
30
ALBUM DER NATUUR.

Opheffing van den bodem door eene aardbeving.—Bij de reeds bekende gevallen van dien aard heeft lyell een nieuw gevoegd, geput uit de mededeelingen van personen, die het verschijnsel als ooggetuigen hebben waargenomen.

Op den 23 Januarij 1855 had er op Nieuw-Zeeland en in de omringende zee eene aardbeving plaats, die zich uitbreidde over eene ruimte, welke op 360,000 vierkante mijlen geschat wordt. Nabij Wellington, op het Noordereiland, werd daardoor eene landstreek van 4600 vierkante mijlen 1 tot 9 voet blijvend opgeheven. Vandaar tot 16 mijlen ten noorden van Wellington was geene opheffing te bespeuren, maar wel weder bij Pencarrow-Head, het westelijk voorgebergte van Port-Nicholson, waar de opheffing van 1 voet tot 7 voet toenam, om aan de oostelijke helling van de tot het Tararua-gebergte behoorende Rimutaka-heuvelen eene hoogte van 9 voet te bereiken. Hier eindigde de beweging plotselijk; de lagere oostwaarts zich uitbreidende streek onderging geene verandering. (Bull. d. L Soc. géol, XIII, p. 661; Neues Jahrb. f. Min. etc., 1860, H. 6., p. 723).

Hg. 
 

Overblijfselen van een beenigen visch in het overgangsgebergte van den Rijn?volgar (Erster Bericht des offenbaren Vereins für Naturkunde, Offenb., 1860, p. 37) heeft onlangs eene beschrijving en afbeelding gegeven van een bij Caub in het leigesteente gevonden fossil, dat, volgens zijne meening, het uiteinde der wervelkolom met den staart van een beenigen visch zoude zijn. Hij heeft daaraan den naam van Teleosteus primaevus gegeven. Indien deze duiding zich als juist bevestigt, dan zoude deze vondst gewigtig zijn, omdat daaruit volgen zoude, dat de beenige visschen veel vroeger op aarde verschenen zijn dan men gewoonlijk aanneemt. Ref. is niet. in de gelegenheid geweest de verhandeling van V. zelve in te zien, maar hij mag hier niet verzwijgen, dat bronn, daarover berigtende (Neues Jahrb. etc, 1860, H. 6., p. 758), de juistheid dier duiding sterk betwijfelt.

Hg. 
 

Hyalonema Sieboldi.—Onder dezen naam werden het eerst in 1835 door gray de door v. siebold uit Japan medegebragte raadselachtige, grootendeels uit strengen van lange kiezel-draden bestaande voorwerpen beschreven, die gray als de as van een polypenstok beschouwde. Uitvoeriger handelde daarover brandt, die in 1859 eene monographie (Symbolae ad polypos Hyalochaetides) met vele afbeeldingen uitgaf, waarin hij nog een tweede geslacht, door hem Hyalochaeta genoemd, aanneemt, en beiden vereenigt tot de familie der Hyatochaetiden.

Echter hadden reeds vroeger, op grond der waarnemingen van valenciennes,