Wegsterven der oorspronkelijke volksstammen in door de Europeërs bezette landstreken.—Met het bespreken van de oorzaken van dit verschijnsel heeft zich de Société d'Anthropologie sedert geruimen tijd meermalen onledig gehouden. Het verschijnsel zelf is in verscheidene landen (Noord-Amerika, Guyana, Brazilië, op de Sandwich-eilanden, op de Marquesas, op Taïti, op NieuwZeeland, op Nieuw-Holland enz.) waargenomen en volkomen geconstateerd; er zijn echter ook landen, waar daarvan niets blijkt. Een verslag van de uitvoerige over dit punt gehoudene discussiën kan hier geene plaats vinden, en ik zal mij dus bepalen tot het mededeelen van hetgeen naar mijn inzien als het resultaat dier discussiën gelden kan.—Wij moeten hier buiten rekening laten het opzettelijk uitroeijen der inboorlingen, b.v. vroeger door de Spanjaarden op Haïti en door de Engelschen nog niet lang geleden op van Diemensland, daar zoo iets in geen der genoemde landen heeft plaats gehad. Ook moet men aan het invoeren van nieuwe ziekten (variolae, syphilis) door de Europeërs niet te zeer hechten, daar sommige van deze (b.v. de variolae) wel eene groote depopulatie op eens, maar geenszins eene trapsgewijze uitsterving ten gevolge kan hebben, en de chronische ziekten, volgens het getuigenis van met de omstandigheden bekende geneeskundigen in de genoemde streken, niet meer en zelfs minder heersenen dan in Europa. Op enkele van jagt levende stammen (Noord-Amerika), die niet of noode tot landbouw overgaan, oefent de ten gevolge der Europesche kolonisatiën ontstane inkrimping der jagtgronden en het schaarsch worden van het wild ongetwijfeld een noodlottigen invloed uit. Maar het schijnt wel, dat de vaak zeer in het oog loopende afneming der bevolking, vooral der Zuidzee-eilanden, welke in de Société d'Anthropologie wel 't meest besproken is, aan demoralisatie—maar aan demoralisatie in menigerlei opzigt,—toe te schrijven is. De meeste reizigers schrijven die afneming toe aan de onvruchtbaarheid der vrouwen, en, althans gedeeltelijk, te regt; doch ook deze heeft in die demoralisatie haren grond. Tot de in dit opzigt het meest in aanmerking komende oorzaken behooren de volgende. Vooreerst de voor het ligchaam en den geest beide even zeer verderfelijke invloed van het gebruik der door de Europeërs ingevoerde gedestilleerde dranken, waaraan de Roodhuiden in Noord-Amerika zelven hun verval toeschrijven, en die ook op de Zuidzee-eilanden in groote mate gedronken worden. De invloed van de aldaar reeds vroeger bekende, slechts bij zekere gelegenheden gedronken wordende en veel minder alcohol bevattende wijnachtige dranken komt bij dien der dagelijks en met hartstogt gebruikte gedestilleerde alcoholica niet in vergelijking. Ten tweede de tot eene ontzettende hoogte geklommen losbandigheid der vrouwen, ten gevolge van de vestiging van een betrekkelijk groot aantal meestal ongehuwde Europeërs. Ten derde de
Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/452
Uiterlijk