cubus afkomstig, door de buis 2 zijn heengegaan, en de tweede die van eenen tweeden, evenzeer met steeds kokend water gevulden, op geschikten afstand geplaatsten cubus. Een ondoorschijnend schermpje, voorde opening van laatstgenoemden reflector door eene schroef zeer geleidelijk verstelbaar, veroorlooft om de warmtestraling op beide uiteinden van het batterijtje zoo gelijk te maken, dat de daarmede verbonden galvanometer op 0° blijft staan. Brengt men dit te weeg, terwijl de buis 2 zoover mogelijk luchtledig is gemaakt en laat men dan eenig gas in die buis, dan moet de minste opslorping van warmtestralen daardoor eene ongelijkheid in de verwarming van het batterijtje, dus eene afwijking van den galvanometer te weeg brengen, uit welker grootte zich de mate van opslorping laat berekenen. De opslorping van dampkringslucht en van acht verschillende andere gassoorten, zoowel als die van dertien verschillende dampen, zijn op deze wijze door tundall onderzocht, met de volgende uitkomsten.
Zuurstof, waterstof, stikstof en dampkringslucht (bij gemiddelde dampkringsspanning?) in eene kolom van meer dan 1 meter lengte, slorpen elk slechts 0,3 ten honderd der daardoor gaande warmtestralen op. Dit is de zwakste werking, die T. van eenig gas heeft waargenomen. De sterkste is die van oliemakend gas, dat onder dezelfde omstandigheden 81 ten honderd der warmtestralen opslorpt, die door de luchtledige buis heengaan. Tusschen deze uitersten slaan kooloxyde, koolzuur, stikstofoxyde en zwavelwaterstof. Beneden zekere spanning, die voor de verschillende gassen verschilt, maar voor allen spoedig bereikt wordt, is de opslorping met de spanning van het gas evenredig; boven deze grens neemt zij in steeds geringer wordende verhouding met de laatste toe. Van de dampen vertoont die van zwavelether de sterkste, die van zwavelkoolstof de geringste opslorping. Bij geringe, doch voor beide gelijke spanning is de werking van zwaveletherdamp tienmaal sterker dan die van oliemakend gas.
De opslorping van zuurstof, door elektrolyse verkregen, was viermaal sterker dan die van gewone zuurstof, zonder twijfel ten gevolge van het daarin bevatte ozon, want toen ditzelfde gas door aanraking met eene oplossing van iodkalium van het ozon was berooid, werkte het evenals het gewone.
Het uitstralingsvermogen der gassen werd onderzocht door ze over een verhitten metalen bol te doen strijken en daarna te laten opstijgen vóór een der zijden van het thermo-elektrisch batterijtje, met vele voorzorgen om op de naauwkeurigheid der uitkomsten staat te kunnen maken. T. heeft op deze wijze voor de verhouding van dit vermogen in verschillende gassen juist dezelfde reeks als voor de opslorping gevonden; in dezelfde reden waarin het