Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/478

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
62
ALBUM DER NATUUR.

bunders groot en beslaat het oostelijke gedeelte der stad. Ik heb echter hooren zeggen, dat men hen ook op andere punten van het eiland had waargenomen. Zij waren zeer levendig en schenen goed gezond te zijn."

Na daarop eenige bijzonderheden te hebben medegedeeld aangaande de aardbevingen in die streek, oppert de castelnau, ofschoon schoorvoetende, de hypothese: "dat deze visschen aangevoerd zijn door eene hoos, die hen opgezogen had bij den overgang over de eene of andere groote rivier van Sumatra."

Wij doen opmerken, dat nog eene andere hypothese ter verklaring van het verschijnsel zoude kunnen in aanmerking komen, namelijk dal deze visschen door eenen der Sumatraansche vulkanen zijn uitgebraakt en zoo in de lucht gevoerd. Door {{sc|v. humboldt} toch weten wij, dat twee soorten van visschen, mede tot de familie der Siluroïden behoorende, Arges Cyclopum val. en Brontes prenadilla val., die leven in de beekjes nabij Quito, soms bij duizenden door den Cotopaxi uitgebraakt worden. Is het echter denkbaar, dat visschen, zoo groot als de boven vermelde, over eenen zoo grooten afstand door de lucht worden vervoerd? Wij aarzelen deze vraag toestemmend te beantwoorden.

Hg. 
 

Bevestigingswijze der eijeren van de kreeft.—In het jongst verschenen stuk der Annales des sciences naturelles, p. 359, heeft lereboullet hierover eenige opmerkelijke waarnemingen medegedeeld, die ook licht verspreiden over de vorming van afscheidingen in het algemeen. Men weet, dat de eijeren door de vrouwelijke kreeften gedragen worden, elk bevestigd aan de valsche pooten van het achterlijf, door middel van een kort steeltje, dat de voortzetting is van een vliezig zakje, waarin zich het eigenlijke ei bevindt.

Lereboullet nam waar, dat vóór het eijerleggen zich onder het achterlijf eene witte gelobde massa vormt. Deze kan beschouwd worden als eene kliervorming onder de huid. Kort vóór dat de eijeren gelegd worden, buigt de kreeft haar achterlijf om, zoodat dit nu een gesloten zak daarstelt. In de holte van dien zak ontlast zich een vocht, dat het produkt is der afscheiding van de zoo even genoemde klierachtige massa. Dit vocht heeft de eigenschap van, bij vermenging met water, dadelijk te coaguleren. Te midden van hetzelve worden de eijeren gebragt; door toelating van eenig water ontstaat eene gedeeltelijke coagulering rondom elk ei, dat zich hierdoor met een vlies omgeeft, terwijl het steeltje door uitrekking van dit hulsel ontstaat.

Hg.