Hindoes. Welligt echter zijn zij eerder de door herodotus als bewoners der streken aan den Beneden-Donau genoemde Sigynnen, die geene Thraciërs waren, maar hunne afkomst van de Meden afleidden, wier kleeding zij ook droegen, terwijl zij overigens op hunne met kleine langmanige paarden bespannen wagens de levenswijze der Scythen leidden. Evenwel is het dan vreemd, dat zij niet eerder dan in de 15de eeuw, en noch onder de Romeinsche heerschappij, noch onder de Slaven en Hongaren, weder in de geschiedenis verschijnen.—Zij vormen in Moldavië en Wallachije eene wezenlijke natie, die later in de slavernij der vorsten en bojaren geraakte, van welke zij in 1848 door het provisorisch bestuur van Wallachije bevrijd, maar waaraan zij nog in hetzelfde jaar door de Turken weder overgeleverd werden, tot zij door den oorlog van 1854 op nieuw vrij werden, gelijk ook in Moldavië door vorst gregorius ghika plaats had. In de genoemde vorstendommen splitsen zij zich in vijf klassen: lingurari of houtarbeiders, lautari of muziekanten, ursari of beerenleiders, aurari of goudwasschers, die alle vier in aangezigtsvorm en kleur de hoogere Indische kasten gelijk zijn, terwijl de vijfde kaste, netotsi, die halfnaakt in de wouden rondzwerven en van jagt en roof leven, in hun typus zeer herinneren aan de door de Argas [? zeker Aryas] onder het juk gebragte Tamoelische stammen, zooals de Bhils of de Saurias van het Ghats-gebergte. Deze "netotsi" nemen in hun strijd met de bevolking zeer sterk in aantal af; in Zevenbergen zijn zij in de 18de eeuw door de Oostenrijksche regering in spijt van hunnen tegenzin door den landbouw aan den bodem verbonden.—Voor de vrijverklaring bevonden zich in Moldavië ongeveer 60000 Zigeuners en 130,000 in Wallachije, die de Grieksche godsdienst belijden, en nu, daar zij een schoon slag van menschen zijn en de Roemanische bevolking van hen geen afkeer heeft, wel in deze laatste versmelten zullen. In Servië en Turkije bevinden zich omstreeks 200,000 Zigeuners, meest ijzerwerkers, het talrijkst in Albanië en aan de Roven-Maritza (ongeveer 40,000); zij trekken rond of leven in afzonderlijke dorpen of nog veelvuldiger in afzonderlijke kwartieren bij de poorten der steden, en belijden meestal de Mohammedaansche godsdienst. (Froriep's Notizen, 1861, Bd. III, pag. 63).
Zeeziekte.—Volgens althaus hangt de zeeziekte—die hij op de Noordzee en de Middellandsche zee bestudeerd heeft,—niet van bloedovervulling der hersenen, noch van een ziekelijken toestand der maagzenuwen af, maar van bloedledigheid der hersenen. Het eerste verschijnsel der ziekte is duizeligheid, soms tot flaauwte toe, en deze is het dragelijkst bij zulk eene ligging, waarbij hoofd, borst en buik even hoog liggen. Het tweede, opvolgende verschijnsel