helmbeplanting onderhouden, en daardoor blijft steeds het zand bewaard, dat de wind van het strand opwerpt. Sedert eenige jaren echter had zich, langs de noordwestzijde, een geul gevormd, waardoor het strand steil begon te worden en het duin hier meer afsloeg dan toenam; maar thans weder daagt de redding uit zee op. De zoogenoemde Schildgronden, in het noordwesten, verhoogen zich al meer en meer, gaan onafgebroken zuidoostwaarts voort, vernaauwen reeds aanmerkelijk de geul, die zich gevormd heeft, en binnen korten tijd zullen zij zich met het eiland vereenigen en weder een vlak, zandopwerpend strand vormen.
Alle zeeduinen ontstaan op gelijke wijze als de rivierduinen. Op zandige kusten als de onze verloopen de banken aanhoudend. Het bekende schip de Lutine is den 7 October 1799 nabij Terschelling vergaan op eene plek, waar een vaarwater van vijf tot zeven el diepte was; in 1853 stond hier, bij ebbe, slechts een half el water, en thans ligt het schip weder in diep water bloot. Vroeger voer men van Goeree dwars over naar Heivoet, door het zoogenoemde Hillegat. Dit is thans geheel verzand en men moet eenen langen omweg, door het Aardappelgat, nemen; maar plotseling, in 1856, scheurde het Hillegat weder open tot een vaarwater van vijf ellen diepte, dat zich echter, helaas, weder binnen weinige weken sloot. Dit zijn slechts een paar voorbeelden uit de duizenden, die de zoo uiterst merkwaardige, maar nog zoo weinig bestudeerde geschiedenis onzer zeegaten oplevert. Zoodra er zich een bank zoo hoog verheft, dat zij bij ebbe droog valt, neemt de wind het zand op en waait dit tot een duin te zamen, dat, bij elke ebbe nieuw voedsel ontvangende, zich, soms binnen weinig jaren, boven de hoogste springvloeden verheft. Zoo is de hooge duinenrij van een half uur breedte en drie uur lengte gevormd, welke thans het Koegras beschermt, op eene plaats, die in het begin der zeventiende eeuw bij elken vloed overstroomd werd.
Zijn nu eenmaal de duinen ontstaan, dan regeert de wind daarover uitsluitend; ze vervallen in de klasse der gewone zandstuivingen en vertoonen alle die verschijnselen, waarover ik zoo even gehandeld heb. Eene denkbeeldige doorsnede van de gronden tusschen Katwijk-op-Zee en het Haarlemmermeer zal dit aanschouwelijk maken.