Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/78

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
56
OVER DE VERDEDIGINGS- EN AANVALSWERKTUIGEN DER MENSCHEN,

meer voor, althans het goede soort, dat niet uitgaat op roof of buit, maar dat pal staat ter verdediging.

Zoo nu de lezers van het Album wel met graagte bladzijden verslonden over verslindende dieren, over de wapens, die zij in den muil voeren, over de wreedheden van een afgrijselijk «dierengevecht", zoo zij genoegen schepten in het nagaan tot in de kleinste bijzonderheden van de wijze, waarop addergift afgescheiden en ingevlijmd wordt; of, in leeuwenbeten, koppensnellers; of, in de afbeeldingen van «menschenvreters", van »haaibekken", enz. enz., moest dan ook in dit Album niet eindelijk eens eene plaats worden gegund aan de beschrijving van de zoo veel meer fatsoenlijke en wetenschappelijke middelen, door den mensch uitgedacht en vervaardigd, om vrijheid, ontwikkeling, eigendom enz. te beschermen, niet alleen tegen verscheurende dieren, maar ook tegen onrustige, ijverzuchtige, ondeugende belagers? En zoo dit geene genoegzame verontschuldiging oplevert voor het boven deze regels gestelde opschrift, zoo de werktuigen, waarmede dieren elkander aanvallen, of die, waarmede zij zich verdedigen, alleen het regt hadden hier opgenomen te worden, dan drage de Redactie van dit Album de schuld, want sinds jaren drong zij bij steller dezes aan op de behandeling van getrokken vuurwapens; natuurlijk (en dit ter geruststelling onzer lezers) slechts als verdedigingswerktuigen beschouwd, zóó zelfs, dat van jagtgeweren niet eens sprake zal zijn.

 

Wij kennen bezorgde moeders of bloedverwanten, die ijzen op het denkbeeld, dat in hunne lievelingen eenige krijgsmanszin zoude kunnen ontkiemen. Zij vermijden dit tot zelfs in de keuze van hun speelgoed; blikken sabels, looden soldaten, tinnen kanonnen, boog en pijl, al wat maar eenigzins aan eene krachtige mannelijke ontwikkeling van het ligchaam zou kunnen doen denken, wordt zorgvuldig geweerd. Vermoeijenissen,—hoe onbarmhartig! koude,—hoe wreed! een tochtje,—hoe doodelijk! maar ook zulke opvoedsters, aan wie zelfs de Nederlandsche schutterij niets zal te danken hebben, ook die zullen welligt nog eenige leering uit deze regelen putten, want een tol, mevrouw! wist gij wel, dat in een tol de grondslag ligt der nieuwste, meest verfijnde vuurwapens? Tollen, hoepels, draaijende