Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/127

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
107
BEENDERENHOLEN.

in individuen zijn geweest, zoo als de ontelbare menigte beenderen bewijzen, die in de holen zijn opgestapeld. Het best bekend van allen is voorzeker de holenbeer, Ursus spelaeus blumb., de Ours des cavernes of Ours à front bombé van cuvier. De holenbeer onderscheidt zich door de ronde, bolle oppervlakte van zijne voorhoofdsbeenderen. Dit dier was ten minste een vierde grooter dan de grootste thans levende bruine beer, en daaruit volgt, dat hij ten minste tweemaal zoo dik geweest moet zijn. Cuvier zegt, dat de holenbeer meer een vleeschetend dier geweest is dan onze gewone bruine beer, want zijne tanden vertoonen slechts in zeer oude individuen sporen van afslijting. Ook is het eigenaardig, dat de kleine zoogenoemde valsche kiezen, zoowel van de beneden- als van de bovenkaak, altijd uitgevallen zijn, waardoor er eene opening tusschen de eerste ware kiezen en de hoektanden bestaat.

Men heeft den holenbeer gevonden in de meeste holen van Frankrijk, Engeland. Duitschland en België. In sommige holen vindt men zelfs zulk eene menigte beenderen van dit dier, dat men, gelijk ik boven reeds met een enkel woord vermeldde, een getal van 800 individuen telt, waaraan de beenderen behoord hebben, die in een enkel hol, in dat van Gailenreuth, gevonden zijn.

Wij zullen hier niet spreken over de beenderen van honden, wolven, vossen en otters, die ook al in de holen voorkomen — wij vreezen onze lezers te lang met osteologische bijzonderheden bezig te houden — doch met een enkel woord dienen wij nog te spreken over de hyenaas, die ten zelfden tijde als de holenbeer leefden en waarvan men de overblijfselen eveneens in menigte in holen vindt, hoewel in 't algemeen niet zoo veelvuldig als die van beeren. In het diluviale tijdperk leefden die hyenaas in Duitschland, Engeland, België en andere landen van Europa. Zij waren grooter dan de hyenaas, die heden ten dage in de warme landen der aarde leven, en verschilden onderling min of meer in het gebit, zoodat men ongeveer een tiental soorten heeft kunnen onderscheiden. Over het algemeen hadden de voorwereldlijke hyenaas meer overeenkomst met onze gevlekte, dan met onze gestreepte hyena.

Doch behalve roofdierbeenderen vindt men ook overblijfselen, t.w.