Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/126

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
106
BEENDERENHOLEN.

dierlijke gelei uit kan halen. Meestal evenwel hebben zij elk spoor daarvan verloren en kleven zij sterk aan de tong, ja, die weinig of in 't geheel niet bedekt gelegen hebben zijn zeer broos en ligt geworden en kunnen tot stof gewreven worden. Niet zelden vindt men de vormen der beenderen wel bewaard, maar ook dikwijls zijn zij gebroken en verbrijzeld.

En van welke dieren zijn nu die beenderen afkomstig? Van eene menigte soorten, te veel om hier allen op te sommen; ook heb ik zoo even de meesten reeds vermeld, doch behalve de genoemden heeft lund in Amerika beenderen gevonden van apen, in holen, waarin zij in eene roode leem begraven liggen. Veelal zijn zij gebroken en hebben het voorkomen alsof zij afgeknaagd waren. Vleermuisbeenderen zijn door schmerling gevonden in de holen van Luik, en door owen in de holen van Engeland. In België vond schmerling beenderen van den holenegel, Erinaceus fossilis schm., die volkomen met de beenderen van den thans levenden egel overeenkomstig zijn; van eene spitsmuis, Sorex araneus; van eene mol, Talpa fossilis, en andere insektenetende dieren.

Maar roofdieren vooral zijn het, die hunne overblijfselen in de kalktufkorst achtergelaten hebben, en onder dezen voornamelijk dieren, die tot het beerengeslacht behooren. Eeuwen lang reeds hebben die overblijfselen van beeren de aandacht tot zich getrokken, voorheen waren zij onder de namen van fossile eenhoornbeenderen en drakenbeenderen bekend. Bruckmann in 1732 schijnt de eerste te zijn geweest, die in die drakenbeenderen overblijfselen van beeren erkende. Esper in 1774 meende in de beenderen uit de holen van Frankenland zelfs negen verschillende soorten van dieren te onderscheiden, ofschoon hij schroomde te zeggen, dat het beeren geweest waren. Later trachtte hij te bewijzen, dat de holenbeer identisch was met den ijsbeer. Onze geleerde landgenoot camper en ook rosenmüller bestreden dat gevoelen. Sedert bewees blumenbach het bestaan van twee soorten. Al die onderzoekingen nu dienden tot voorbereidselen voor het schoone werk van cuvier, die alle voorhandene bouwstoffen vereenigende, bewees, dat er verschillende soorten waren en hunne kenmerken beschreef.

Gedurende het diluviale tijdperk moet het geslacht beer zeer rijk