Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/226

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
204
DE ENGELSCHE KOLENMIJNEN.

is, dan men vermoeden zou. In de nabijheid van Durham moest men eenen put, die 720000 gulden gekost had, weêr opgeven, omdat men het water niet kon meester worden. De werktuigen pompten dagelijks 26700,000 kan water uit, maar te vergeefs. Uit eene der mijnen bij Newcastle leverden de stoomwerktuigen per dag 300 tonnen kolen, maar 6000 tonnen water. Eene der waterrijkste mijnen in Engeland en waarschijnlijk in de geheele wereld is te Dalton le Dale, 2 uren van Durham. Er verzamelt zich aldaar op eene diepte van 180 N. ellen in de gangen elken dag 60 mill. kan water. Om het te verwijderen heeft men stoommachines van 1600 paardenkrachten moeten aanleggen, die door niet minder dan 39 stoomketels gevoed worden. In de omstreken van Mons in België bedraagt de vlakte der kolenvelden ongeveer 70000 bunders, doch wegens den overmatigen aandrang van het water kunnen slechts 18000 bunders ontgonnen worden. Evenwel wat thans voor een enkel persoon uithoofde der overmatige kosten nog onmogelijk is, zal welligt later door eene maatschappij met voordeel kunnen uitgevoerd worden, en het is eene bekende zaak, dat de associatiegeest der negentiende eeuw veel bijgedragen heeft tot de onbegrijpelijke verhooging van de opbrengst van steenkolen, waarvan wij boven reeds melding hebben gemaakt.

Wij begeven ons thans naar Wales, waar wij de belangrijkste steenkolenbeddingen van Engeland aantreffen. De magtigheid der banken aldaar is grooter dan in de noordelijke graafschappen van het land, en mag niet onder 30 N. ellen geschat worden. Voor eenige jaren heeft een zaakkundige het geheele bedrag aan kolen in deze streek op 540000 millioen tonnen beraamd, hetgeen nog voor 4000 jaren genoeg zoude zijn. Er is echter hierbij verondersteld, dat aan de ontginning niets in den weg staat, maar zoo is het in de werkelijkheid niet. Reeds boven hebben wij gezegd, dat de banken naar het midden van het veld afdalen, en men zal niet veel bezijden de waarheid blijven, als men aanneemt, dat die afdaling eene diepte van 1600 tot 1700 N. ellen onder de aardoppervlakte bereikt. Nu is het met de hedendaagsche hulpmiddelen geheel onmogelijk op zulke aanmerkelijke diepte mijnputten aan te leggen en wel om de volgende redenen: 1) De hoeveelheid water, ofschoon in Wales veel minder dan in