Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/227

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
205
DE ENGELSCHE KOLENMIJNEN.

de noordelijke gewesten, zal door de sterkste stoomwerktuigen ongetwijfeld niet te bemagtigen zijn. 2) Hoe dieper men in den grond komt, des te grooter is de drukkende kracht van de boven de gangen vrij hangende rotsen en des te moeijelijker de onderschraging door gespaarde pilaren of houten pijlers. Nu reeds zijn bij putten van omtrent 500 tot 700 N. ellen diepte de kosten voor den bouw, de zorg voor de herstelling en het gevaar voor instortingen ontzaggelijk. 3) Veelvuldige waarnemingen in alle landen der aarde hebben doen zien, dat de temperatuur met de diepte allengskens toeneemt en wel gemiddeld 19 Celsius voor elke 33 N. ellen. Hieruit zoude dus volgen, dat in de mijnputten op 1650 N. ellen onder den grond de warmte 50° Celsius hooger zijn moest dan aan den mond van den put, dus in Wales omtrent 60° Celsius of 140° Fahrenheit, bij welke warmte de werklieden hunne taak onmogelijk volbrengen kunnen.

Tot de diepste der tot nu toe aangelegde mijngroeven behooren de zilvermijnen te Andreasberg en Clausthal aan het Hartsgebergte, waar de schachten 2500 voet of 750 N. ellen naar beneden dalen en de laagste galerijen zich ongeveer 200 N. el onder den spiegel der Noordzee bevinden. Het gevaar van instortingen is aldaar minder groot, want de gangen zijn in de vaste graauwakkerots gehouwen, maar de hooge warmte is reeds drukkend en lastig. De Duckinfieldkolenmijn bij Newcastle is 2050 E. voeten diep, waarvan ongeveer 500 N. ellen beneden den spiegel der zee liggen. In dezen put bedraagt de temperatuur (zonder twijfel de gemiddelde) in den winter en den zomer 24° C. of 75½° F. en de werklieden lijden veel van die drukkende warmte.

Men mag dus gerustelijk aannemen, dat meer dan 2500 voet beneden den beganen grond geene kolen meer kunnen ontgonnen worden, en als men van die veronderstelling uitgaat, zullen er in Wales niet meer dan 100.000 mill. tonnen voor het gebruik overblijven, eene hoeveelheid, die voldoende is voor een tijdvak van 800 tot 1000 jaren. Van de kolenbeddingen in Schotland schijnt men nog niet eene genoegzame kennis verkregen te hebben; volgens eene oppervlakkige schatting zullen zij evenwel omstreeks 150000 mill. tonnen kunnen opleveren. In enkele mijnen van Schotland vindt men steenkolen,