Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/259

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
237
HET LANDSCHAP.

natuur en van hare wetten. Niet het geduldige doek en de gehoorzame verwen zijn hun materiëel, maar de stugge bodem en de altijd veranderende plantenwereld. Niet onmiddellijk kunnen zij over de waarde hunner schepping oordeelen, maar eerst na eenige jaren, als het geboomte zich behoorlijk heeft ontwikkeld; ja zij moeten zorgen, dat hun meesterstuk, in weerwil van die gedurige verandering, een meesterstuk blijft. Het formeren van landschappen is eene kunst, eene schoone kunst, de laatste, die tot volmaking kwam en welligt de moeijelijkste, reusachtigste en ondankbaarste van alle. Het is daarom niet te verwonderen, dat zoo weinigen slechts in deze kunst een meesterstuk hebben geleverd, wanneer geen oorspronkelijke rijkdom der natuur hun te hulp kwam. Doch hoewel er schaars een repton of een pückler muskau optreedt, zoo worden de werken van beiden toch meer algemeen bekend en bewonderd. Het meerdere reizen, het aanschouwen van verhevener natuurtafereelen veredelt den algemeenen smaak en maakt het voor ingebeelde kunstenaars hoe langer hoe moeijelijker, voor hunne geestlooze voortbrengsels bijval te vinden.

Onze kunstlandschappen hebben voor ons geen geringer beteekenis dan de oorspronkelijke natuur voor onze voorvaderen, en daar wij ons eigenlijk dagelijks daarin bewegen, zijn zij voorzeker onze aandacht waard. Lusthoven zijn er geweest reeds voor duizenden van jaren; maar vroeger slechts bij uitzondering, terwijl zij thans werkelijk een kenmerk zijn van het landschap der beschaafde wereld. Vroeger uitsluitend in het bezit der vorsten en daardoor wereldberoemd, liggen zij thans binnen het bereik van den minsten burger, en geene stad van eenig belang, die niet hare sierlijk aangelegde plantsoenen bezit. De drie kenmerkende vormen van het oorspronkelijk landschap vinden wij, hoewel minder krachtig, in ons kunstlandschap weder. De mijlen uitgestrekte, trotsche parken vertegenwoordigen de romantische, de bevallige buitenplaatsen de idyllische natuur, terwijl de afgemetene alleen voor bloemen bestemde ruimten in de onmiddellijke nabijheid der woningen de blijken dragen van den onbepaalden invloed des menschen.

Het park is de verwezenlijking van eene grootsche gedachte. Het stelt eene wildernis voor, maar eene veredelde, van onreine bestanddeelen