gezuiverde wildernis. Het omvat heuvels en meertjes en bosschen, maar allen in overeenstemming met elkander en medewerkende tot eene eenheid, die in al de vergezigten te voorschijn treedt. Geene angstvallig afgebakende of evenwijdig begrensde lanen ontsieren het en maken het vervelend, maar onze weg voert langs afwisselende boomgroepen, die nu eens terugwijken en in lage boschjes uitloopen, dan weder vooruitspringen en het uitzigt voor een wijl belemmeren, om het daarna bij eene prachtige waterpartij of in eene breede, met struikgewas begroeide vallei weder te openen. Geen vreemdsoortige gewassen nemen den indruk van oorspronkelijkheid weg. De boomen zijn meerendeels inheemsch of zulke, die sinds lang het burgerregt hebben verkregen, en slechts wilde bloemen versieren het gras en het kreupelhout. Hier en daar verrijzen de zwaarmoedige pijnboomen, met hunne donkere pyramiden of horizontale kruinen, in kleine groepjes op een verheven punt en vormen eene tegenstelling met het heldere groen der lage eiken. Op de eilanden en landtongen spiegelen de slanke, witte berken zich met hunne fijne, altijd bewogene takjes in het effen water en rondom de meertjes en vijvers steekt het zilvergraauw der wilgen levendig af tegen den donkeren achter — grond van het dennenbosch. Nu eens zien wij eene kleine groep van breedgetakte eiken op eene opene plaats, of in de lommerrijke diepte aan den voet des heuvels eene natuurlijke bron tusschen natuurlijke rotsen, door de sierlijk gevederde varens overschaduwd, of een boschje van zware beuken of linden voert ons ongemerkt in de nabijheid van het trotsche kasteel, dat het omringende geboomte van alle zijden beheerscht.
Zulke parken zijn in ons land zeer zeldzaam, daar de vlakke bodem en de geringe uitgestrektheid der landgoederen de uitvoering van een grootsch onderwerp belemmeren. Een park zonder heuvels is eentoonig en de lage, drassige grond in vele streken van ons land maakt het gezigt van groote waterpartijen slechts op enkele zeer warme dagen verkwikkend. Maar al te dikwijls vervult het Haagsche bosch ons met een huiverig gevoel, als wandelden wij in een vochtigen kelder. Is het waar, dat de mensch zijn genot zoekt in de tegenstelling met het alledaagsche, dan moeten wij Nederlanders onze buitenverblijven