Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
16
KLEUREN.

te kennen geven. Andere zijn — want de zaak is nog vrij nieuw — in dit opzigt nog niet onderzocht.

Maar ongetwijfeld zullen zij het weldra worden; want deze zaak is door hare toepassing in den laatsten tijd van zeer groot belang geworden. Nadat door de onderzoekingen van vele geleerden in Frankrijk en Duitschland daartoe de weg was gebaand, hebben zich, nu ongeveer twee jaren geleden, twee Duitsche natuuronderzoekers, bunsen en kirchhoff, beroemd gemaakt vooral door het bekend maken van hunnen uitgebreiden arbeid over dit onderwerp. Daarin hebben zij aangetoond, hoe uitnemend men partij kan trekken van de strepen in het kleurenbeeld om over het al of niet aanwezig zijn in eenig ligchaam van sommige grondstoffen, tot in de kleinst mogelijke hoeveelheden, met zekerheid te beslissen. Om aan dit herkenningsmiddel den hoogst mogelijken graad van scherpheid te geven is het slechts noodig, voor de spleet, waarheen men op de boven beschreven wijze door een verrekijker en een prisma ziet, eene vlam te plaatsen, die zelve weinig licht geeft, maar toch eenen vrij hoogen warmtegraad bezit. B. en K. hebben deze gevonden in de gaslamp, die de eerste reeds vroeger ten gebruike in scheikundige laboratoria had bekend gemaakt, en waarvan iedereen zich gemakkelijk een denkbeeld zal kunnen vormen, die opgemerkt heeft, hoe, als men het gewone lichtgas aansteekt, dat uit een ronderbrander met een glas er om heen uitstroomt, althans als dit van boven af geschiedt, dikwijls de vlam niet naar binnen slaat, maar boven het glas als 't ware blijft zweven, terwijl zij dan zeer groot is, maar te gelijk zeer weinig licht geeft. Het gas heeft zich dan in het glas met dampkringslucht gemengd, en het is dit mengsel, dat boven het glas brandt. Draait men nu de kraan des branders een weinig toe, dan wordt de gasstroom minder snel, de vlam slaat naar beneden en het gas brandt nu op de gewone wijze. Met eenige verandering in de verhouding van de wijdte van het glas tot de snelheid van toevoer kan men te weeg brengen, dat dit nooit geschiedt, en dan heeft men een bunsensche gasbrander, waarbij gewoonlijk het glas door eene metalen buis wordt vervangen. Als nu de vlam van zulk eenen brander met alle voorzorgen tegen de aanwezigheid van vreemde stoffen daarin vóór de