Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/41

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
21
KLEUREN

worden, alle beschouwingen, waartoe het aanleiding geeft, en alle ontwikkelingen, die er uit voortvloeijen, mede te deelen, dit zou eene ruimte vereischen, veel grooter dan die, welke dit opstel mag innemen. Een tweetal daarvan zullen dus slechts hier kortelijk aangevoerd worden.

Ook de warmtestralen hebben kleuren. Wij kunnen die stralen zelve niet zien, zij geven in ons gezigtsorgaan niet die bijzondere gewaarwording-aanleiding, welke de lichtstralen daarin opwekken, maar toch, zij verschillen onderling in eigenschappen evenzeer en op juist dezelfde wijze, als de lichtstralen dit doen, en al kunnen wij dit verschil niet regtstreeks waarnemen, het bestaat desniettemin. Want ware dit niet het geval, dan moesten de warmtestralen door het prisma alle even sterk gebroken worden, en dan zouden we ze in het kleurenbeeld of daar nevens, alle op dezelfde plaats bijeen vinden. En niet slechts hierdoor, maar ook nog op velerlei andere wijze blijkt het, dat er warmtekleuren zijn. Even als b.v. onder de voor de lichtstralen doordringbare ligchamen er vele gevonden worden, die sommigen der stralen bij voorkeur doorlaten, terwijl zij de andere, geheel of gedeeltelijk, opslorpen — een gekleurd glas b.v., dat alleen of hoofdzakelijk roode of groene of andere stralen doorlaat, — zoo vindt men ook onder de ligchamen, welke de warmtestralen laten doorgaan, een aantal, welke b.v. voor die van een heftig gloeijend ligchaam vrij doorschijnend zijn en integendeel die, welke van eene tot op het kookpunt van water verhitte oppervakte afkomstig zijn, geheel opnemen. Zoo is 't b.v. met gewoon spiegelglas, dat meer dan 15 doorlaat der warmtestralen van de eerstgenoemde en volstrekt geene van de tweede. En die warmtekleuren verschillen onderling binnen veel ruimere grenzen, dan dit met de lichtstralen het geval is; want het warmtekleurenbeeld is veel uitgebreider dan dat van 't licht, zooals dit boven vermeld is. Toch kunnen alle warmtestralen, wanneer zij met genoegzame kracht op een ligchaam inwerken, dit zoo verhitten, dat het gloeijend wordt, dat is, licht uitstraalt. Eene vreemde zaak voorwaar, die met vele andere er dringend op heen wijst, dat licht en warmte slechts verschillende gevolgen zijn van eene en dezelfde oorzaak! 't Is, om een voorbeeld te noemen, als of men blaauwe lichtstralen op een ligchaam deed vallen, en dat deze met eene geheel andere kleur, rood