Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/413

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
7
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

met deeg en zelfs met vleesch. Zij bevat dezelfde bestanddeelen als de Sinaïtische, met nog eene kleine hoeveelheid groenachtige wasstof. De zamenstelling van het in water oplosbaar gedeelte is:

Rietsuiker61.
Veranderde suiker (levulose en glycose)16,5.
Dextrine en overeenkomstige stoffen22,5.

100.

De zamenstelling der beide mannasoorten is dus bijna dezelfde, niettegenstaande het verschil der planten. Doch ook de honig, door de bijen uit zeer verschillende bloemen verzameld, heeft altijd dezelfde zamenstelling. Men ziet overigens, dat deze manna tot voedsel niet voldoende is, daar zij geene stikstofhoudende bestanddeelen bevat. Men voegt er daarom dan ook dierlijk voedsel bij, zoowel bij de hedendaagsche Kurden als in het Bijbelsch verhaal (vs. 12, 15, 14) (Compt. rend., Tom. LIII, p. 583.)

 

Beweging van oplossingen door capillariteit.Schönbein (poggendorf's Annalen, CXIV, bl. 275) heeft door een groot aantal proefnemingen bewezen, dat zoodra eene oplossing, hetzij van een alkali, een zuur, een zout of zelfs van eenige verfstof capillair in eene reep ongelijmd papier vertikaal opgestegen is tot eene bepaalde hoogte, men alleen tot op een bepaald deel van die hoogte de opgeloste stof in het papier voorhanden vindt en daarboven enkel water. Eene oplossing van bijtende potasch, 1 deel op 100 deelen water b.v., op deze wijze in papier onderzocht, gaf slechts tot op 0,7 van de hoogte, waarop het papier daardoor was bevochtigd, met behulp van curcuma-aftreksel eene reactie op potasch en daarboven volstrekt geen. Andere oplossingen vertoonden hetzelfde, maar in verschillende mate. Van al de onderzochte oplossingen en aftreksels vertoonde alleen eene oplossing van braakwijnsteen eene kleuring door zwavelwaterstof tot boven in het bevochtigd deel van het papier.

 

Phosphorescentie door verwarming.Fiebig (ibidem, bl. 292) heeft onderzocht, of, zoo als tot nog toe vrij algemeen werd aangenomen, de phosphorescentie van sommige stoffen na verwarming is een regtstreeksch gevolg van deze alleen, dan of zij het gevolg was van eene voorafgaande lichtbestraling, wier uitwerksel, na langen tijd somwijlen, door de verwarming slechts wordt verhoogd en dus zigtbaar gemaakt. Een stukje vloeispaath werd verwarmd