Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/418

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
12
ALBUM DER NATUUR.

roepen eenen zeer geruimen tijd, ofschoon dat vermogen allengs afneemt, vooral wanneer het aan de lucht is bloot gesteld.

 

Meteorieten.Haidinger heeft, in de zitting van den 10den October 1861 van de Oostenrijksche akademie der wetenschappen te Weenen, een fragment vertoond van een meteoriet, die op den 14den Julij 1860 des middags tusschen twee en twee en een half uur te Dhurm Sala in Britsch-Indië was gevallen en die vooral merkwaardig is door de groote koude, welke elk gevoelde, die hem kort na zijnen val aanraakte. Dit fragment was door Mylord anning, den gouverneur-generaal van Britsch-Indië, aan het keizerlijk museum te Weenen ten geschenke gezonden. Een ander ambtenaar, de heer saunders, heeft zijn voornemen te kennen gegeven om nog een aantal dier fragmenten naar Europa te zenden. Het nu vertoonde fragment is ligtgrijs van kleur, van eene tuf-achtige textuur, bezit een soortelijk gewigt van 5,191 en bevat metallisch ijzer en zwavelijzer in van elkaâr afgezonderde korrels. Deze kenmerken komen vrij wel overeen met die van een anderen meteoriet, die te Parnallee in dezelfde streken op den 28sten Februari 1857 omstreeks des middags gevallen is en wijzen hem zijne plaats aan in de derde der door reichenbach voor de meteorieten voorgeslagen afdeelingen.

In de volgende zitting berigtte haidinger aangaande eenen anderen meteoriet, die op den 31sten Julij 1859 te Montpreis in Stiermarken was gevallen. Op dien dag, des avonds te half tien, zagen 5 bewoners van dat dorp een lichtenden bol als eene vallende ster en door eene lichtende streep gevolgd uit het luchtruim naar beneden schieten, zoo het scheen tot op den grond voor het kasteel. Dit verschijnsel ging van een fluitend gedruisch vergezeld en eindigde met eene kleine ontploffing. Op de plaats, waar de waarnemers den vuurbol hadden zien neervallen, zagen zij in eene holte in den digten zandgrond drie steenen en een weinig zwart zand liggen. De steenen hadden elk ongeveer de grootte eener noot, zij bleven nog gedurende een zestal seconden na hunnen val heldergloeijend en konden eerst na een kwartier uurs ongestraft worden aangeraakt. Zij waren met de gewone zwarte korst omgeven.

 

Caesium en Rubidium. — In eene latere zitting, van den 17den October, derzelfde akademie berigtte bunsen, dat hij eene aanmerkelijke hoeveelheid van een lithionhoudend mica had ontvangen, hetwelk 3% caesium en rubidium bevat en dat dus deze metalen in het groot kan leveren. De heer {{sc|seybel, die eene groote fabriek van chemicalia, te Liezing bij Weenen, bezit, heeft